les 21

Wat gaan we doen.......

- terugblik
- doel benoemen
- uitleg
- zelf aan de slag
- afsluiting / so bespreken
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen.......

- terugblik
- doel benoemen
- uitleg
- zelf aan de slag
- afsluiting / so bespreken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wisbord opdracht

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog over de persoonsvorm tegenwoordige tijd?

Slide 4 - Open question

Bedenk een persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 5 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik-vorm
ik werk, werk jij?
ik loop, loop jij?
ik-vorm + t
hij/zij/het/jij werkt
hij/zij/het/jij loopt
Hele werkwoord
wij/jullie/zij werken
wij/zij/jullie lopen

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(Worden) ... toch eens volwassen!
A
Word
B
Wordt
C
Werd
D
Worden

Slide 8 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 9 - Quiz

Een jongen (staren) voor zich uit.
(persoonsvorm tegenwoordige tijd)

Slide 10 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(vermoeden) ... je dat ze je aannemen?

Slide 11 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
(worden) Het ... wel spannend.

Slide 12 - Open question

Mijn moeder ________ (gooien) met slippers.
A
gooit
B
gooid
C
gooi
D
gooien

Slide 13 - Quiz

Hij _________ (beantwoorden) alle vragen.
A
beantwoord
B
beantwoorde
C
beantwoordt
D
beantwoort

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Bij 'ik' schrijf je de:
A
ik-vorm
B
ik-vorm + t
C
ik-vorm + d
D
het hele werkwoord

Slide 20 - Quiz

Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je:
A
ik-vorm
B
ik-vorm + t
C
ik-vorm + d
D
het hele werkwoord

Slide 21 - Quiz

Als 'jij' achter de persoonsvorm staat, schrijf je:
A
ik-vorm
B
ik-vorm + t
C
ik-vorm + d
D
het hele werkwoord

Slide 22 - Quiz

Bij wij, jullie en zij schrijf je:
A
ik-vorm
B
ik-vorm + t
C
ik-vorm + d
D
het hele werkwoord

Slide 23 - Quiz

Violet _______ (dromen) ervan om beroemd te worden.
A
droom
B
droomt
C
droomd
D
droomdt

Slide 24 - Quiz

Hij ___________ (verbanden) per ongeluk zijn vingers.
A
verbrand
B
verbrande
C
verbranddt
D
verbrandt

Slide 25 - Quiz

Zelf aan de slag
Wat?
Werk aan les 21, opdracht 1 t/m 9 en 11 op blz. 46 en 47
Hoe?
Lees de opdrachten. Lees nog een keer rustig de theorie doe op blz. 46.
Klaar?
Lezen in je leesboek
Tijd?
30 minuten
Dan:
Kort bespreken wat er gemaakt is. Zijn er vragen? Ben je moeilijkheden tegengekomen?

Slide 26 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Wat ... (bedoelen) u daarmee?

Slide 27 - Open question

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Hij ... (draaien) er altijd omheen.

Slide 28 - Open question

I

Slide 29 - Slide