Les 3 - De vraag naar arbeid

1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Log in op Lessonup
en bereken de p/a-ratio in 2022

Slide 2 - Slide

Wat is de p/a-ratio in 2022?
A
1,12
B
1,25
C
1,41
D
geen van deze drie

Slide 3 - Quiz

Lesdoelen
Herhaling
- Je weet wat we onder de vraag en het aanbod naar/van arbeid verstaan.
- Je kent de begrippen ruime en krappe arbeidsmarkt.

Slide 4 - Slide

Er is vraag naar arbeid op de arbeidsmarkt.
Wie zijn de vragers op de arbeidsmarkt?

A
Bedrijven en Overheid
B
Werklozen
C
Werkende
D
Geen van alle

Slide 5 - Quiz

De ___________________ naar arbeid en het aanbod van arbeid noem je samen de

___________________ . 

Je spreekt van een  ___________________ arbeidsmarkt als het ___________________ 

groter is dan de vraag naar arbeid. 

Is het aanbod van arbeid kleiner dan de vraag naar arbeid dan spreek je van een 

 ___________________  arbeidsmarkt.
Arbeidsmarkt
Krappe
Ruime
Aanbod
Vraag

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding.
Overschot op de arbeidsmarkt
Tekort op de arbeidsmarkt
Veel aanbod van arbeid
Weinig aanbod van arbeid
Veel vraag naar arbeid
Weinig vraag naar arbeid
Hoge lonen
Werkloosheid

Slide 8 - Drag question

De arbeidsvraag is groter dan het arbeidsaanbod.


 
Het arbeidsaanbod is groter dan de arbeidsvraag.
Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt

Slide 9 - Drag question

Slide 10 - Link

Kijk het plaatje hiervoor (CBS). Is er sprake van een krappe of ruime arbeidsmarkt
A
krappe arbeidsmarkt
B
ruime arbeidsmarkt

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Hoe ver ben jij bereid te reizen voor je werk met een normaal salaris?
A
Minder dan 20 kilometer
B
Minder dan 50 kilometer
C
Tot 100 kilometer (naar Amsterdam)
D
Verder dan 100 kilometer

Slide 13 - Quiz

Welke invloed heeft een krappe arbeidsmarkt op de internationale concurrentiepositie?
A
goede invloed, prijzen van producten dalen.
B
goede invloed, lonen stijgen
C
slechte invloed, lonen dalen
D
slechte invloed, lonen stijgen

Slide 14 - Quiz

Noem twee redenen waarom iemand toch niet aan een baan komt, ondanks een krappe arbeidsmarkt

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

loonstarheid kan werkloosheid veroorzaken. Omdat..
A
de lonen niet kunnen stijgen als er veel aanbod is
B
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
C
de lonen niet kunnen dalen als er veel vraag is
D
de lonen niet kunnen dalen als er weinig vraag is

Slide 17 - Quiz

Hoeveel procent is €45,- van €250,-?
A
Ik heb geen idee hoe ik dit moet uitrekenen
B
112,5%
C
12,5%
D
18%

Slide 18 - Quiz

Hoeveel procent is de verandering van een prijs van € 4,25 naar € 6,35?
A
+ 33,1%
B
+ 49,4%
C
- 33,1%
D
- 49,4%

Slide 19 - Quiz

9. In 2012 verhoogde de overheid het hoge BTW-tarief van 19% procent naar 21%.
Bereken hoeveel procent de consumentenprijs van goederen steeg
A
10,5%
B
9,5%
C
1,7%
D
-1,7%

Slide 20 - Quiz

Evaluatie

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide