Je maakt een spelkaart (Pdf A4) met een tweetal of met z'n 4en.
De docent moet zo veel mogelijk inhoudelijk kunnen begeleiden tijdens het spel, de instructies op de kaarten moet dus in leerlingentaal en in stapjes worden beschreven.
Op je kaart staat:
- Een leuke/originele naam voor de oefening
De moeilijkheidsgraad (niveau 1, 2, 3 of 4)
- De tijdsduur (een schatting)
- Groepsoefening (hoe groot is de groep) of een individuele oefening
- Uitleg van de oefening
Bij je kaart maak je een klein beoordelingsmodel met een puntenverdeling. Het beoordelingsmodel kan door de docent of klasgenoten worden ingevuld.