Chapitre 4 eerste les

Bienvenue

Introduire Chapitre 4

Imparfait

Lire

Faites vos devoirs

Lundi le 9 Mars

Apprendre vocabulaire A

Faire ex 4 et 5 p 7WB

1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bienvenue

Introduire Chapitre 4

Imparfait

Lire

Faites vos devoirs

Lundi le 9 Mars

Apprendre vocabulaire A

Faire ex 4 et 5 p 7WB

Slide 1 - Slide

Les buts d'aujourd'hui
But 1 Ik kan de imparfait toepassen
But 2 Ik leer iets over het toerisme in Frankrijk

Slide 2 - Slide

Au pays des loisirs

p 54 TB

p 4 WB


Slide 3 - Slide

Imparfait
Wat is de imparfait ook alweer?
Hoe herken je de imparfait?





Slide 4 - Slide

Imparfait

Slide 5 - Slide

Imparfait

Slide 6 - Slide

Stap 1: Je neemt de nous-vorm van een werkwoord.
Bijvoorbeeld:
(donner) donnons
(rester) restons
(avoir) avons
(faire) faisons
(prendre) prenons
(finir) finissons

Slide 7 - Slide

Stap 2: Je haalt -ons ervan af
Bijvoorbeeld:
(donner) donnons
(rester) restons
(avoir) avons
(faire) faisons
(prendre) prenons
(finir) finissons

Slide 8 - Slide

Stap 3: achter de stam komen de volgende uitgangen:
(Zie volgende dia)

Slide 9 - Slide

"

Slide 10 - Slide

Dus:
(donner)  je donnais = ik gaf
(rester)  tu restais = jij bleef
(avoir) il avait = hij had
(faire) nous faisions = wij maakten/deden
(prendre) vous preniez = jullie namen/pakten
(finir)  ils finissaient = zij eindigden

Slide 11 - Slide

Uitzondering: être
Stap 1: Nous vorm = sommes
Stap 2: - ons eraf
Euh....Dat gaat niet :(

Slide 12 - Slide

De stam van être = ét
Dus:
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il était = hij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren/u was
ils étaient = zij waren

Slide 13 - Slide

Hoe maak je de vormen van de imparfait?
A
hele werkwoord - er + uitgangen
B
hele werkwoord + uitgangen
C
nous-vorm van de présent - ons + uitgangen
D
nous-vorm van avoir + voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de imparfait?

A
ais, ais, ait,ons, ez, ent
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
ait, ait, ais, iez, ions, aient

Slide 15 - Quiz

Vertaal in het Nederlands
il regardait
A
hij keek
B
hij kijkt
C
hij heeft gekeken
D
zij keken

Slide 16 - Quiz

Vertaal in het Nederlands
nous écoutions
A
jullie luisteren
B
men luisterde
C
wij luisterden
D
jullie luisterden

Slide 17 - Quiz

Zet in de imparfait
tu (gagner)
A
tu gagnait
B
tu gagne
C
tu gagniez
D
tu gagnais

Slide 18 - Quiz

Zet in de imparfait
vous (être)
A
vous étez
B
vous êtriez
C
vous étiez
D
vous étions

Slide 19 - Quiz

       Bron A:
écouter exercices 4 et 6

Slide 20 - Slide

Au travail!

Faire ex 4 et 6



Slide 21 - Slide

Les buts d'aujourd'hui
But 1 Ik kan de imparfait toepassen

Slide 22 - Slide