Oefenquiz Examenstof

Thorbecke schreef zijn grondwet in:
A
1819
B
1848
C
1874
D
1914
1 / 36
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thorbecke schreef zijn grondwet in:
A
1819
B
1848
C
1874
D
1914

Slide 1 - Quiz

Een koninkrijk met een grondwet wordt ook wel ... genoemd
A
Monarchie
B
Dictatuur
C
Republiek
D
Constitutionele monarchie

Slide 2 - Quiz

Wat is géén voorbeeld van een klassiek grondrecht?
A
Recht op bestaanszekerheid
B
Vrijheid van godsdienst
C
vrijheid van drukpers
D
vrijheid van onderwijs

Slide 3 - Quiz

Wat is géén taak van de Eerste Kamer?
A
Recht van budget
B
Recht van enquete
C
recht van amendement
D
recht van interpellatie

Slide 4 - Quiz

Van welke politieke stroming zie je hier een poster?
A
Confessionelen
B
Liberalen
C
Socialisten

Slide 5 - Quiz

Voor welke groep kwamen de socialisten het meeste op?
A
Arbeiders
B
Rijken
C
Christenen
D
Middenklasse

Slide 6 - Quiz

Was Pieter Jelles Troelstra revolutionair of sociaaldemocraat?
A
Revolutionair
B
Sociaaldemocraat
C
Beide

Slide 7 - Quiz

Met de invoering van algemeen kiesrecht, werd ook het stemsysteem verandert naar:
A
Districtenstelsel
B
Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

Slide 8 - Quiz

Welke oorzaak voor WOI zie je op de bron?
A
Militarisme
B
Bondgenoten
C
Nationalisme
D
Imperialisme

Slide 9 - Quiz

Op het moment dat deze bron in een schoolboek staat, past welk woord erbij?
A
Censuur
B
Indoctrinatie
C
Propaganda
D
Wapenwedloop

Slide 10 - Quiz

Wat is de aanleiding voor WOI?

Slide 11 - Open question

Hoe wordt het Duitse idee genoemd om een tweefrontenoorlog te voorkomen in WOI?

Slide 12 - Open question

Wat is niet typisch voor WOI?
A
Loopgraven
B
Gas als nieuw massavern.. wapen.
C
Antisemitisme
D
Oorlog zou 1/2 jaar duren max.

Slide 13 - Quiz

Rusland sluit in ... vrede met Duitsland
A
1914
B
1917
C
1918
D
1933

Slide 14 - Quiz

Wat is voor VS aanleiding om mee te vechten in WOI?
A
Onbeperkte duikbotenoorlog
B
Aanval op Pearl Harbor
C
Dood van Gavrilo Princip
D
Inval van Polen

Slide 15 - Quiz

Door wie wordt Troelstra geïnspireerd om revolutie in Nederland te verwachten in 1918
A
Lenin
B
Stalin
C
Churchill
D
Roosevelt

Slide 16 - Quiz

Welk begrip past bij de bron?
A
Collectivisatie
B
Strafkamp
C
Showproces
D
Planeconomie

Slide 17 - Quiz

Wat is de aanleiding voor de economische crisis van de jaren '30?

Slide 18 - Open question

Wat past wél bij Hitlers fascisme, maar niet bij dat van de Italiaanse leider?
A
Antisemitisme
B
Censuur
C
Propaganda
D
Sterke leider

Slide 19 - Quiz

Hoe wordt de scouting voor jongens in het Derde Rijk van Hitler genoemd?

Slide 20 - Open question

Met welke reden laat GB Hitler in eerste instantie zijn gang gaan? Vanwege ...
A
appeasement
B
Indoctrinatie
C
Propaganda
D
Gelijkschakeling

Slide 21 - Quiz

Hoe worden deze veroveringen genoemd?
A
Von Schlieffenplan
B
Blitzkrieg
C
Operatie Market Garden
D
Operatie Barbarossa

Slide 22 - Quiz

Geef het officiële woord voor iemand die samenwerkt met de vijand.

Slide 23 - Open question

Is de tekenaar pro-Nederland of pro-Indië
A
Pro-NL
B
Pro-Indië

Slide 24 - Quiz

De Nederlandse regering wil geen oorlog in Indië en bedenkt een andere naam. Welke?

Slide 25 - Open question

Heeft de DDR Marshallhulp gekregen?
A
Ja, want is West-Duitsland
B
Nee, want is Oost-Duitsland
C
Ja, want iedereen mocht Marshallhulp
D
Nee, mocht niet van Stalin

Slide 26 - Quiz

Wat is de aanleiding voor de luchtbrug? (begrip noemen)

Slide 27 - Open question

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Berlijnse Muur
B
Cubacrisis
C
Hongaarse Opstand
D
Praagse Lente

Slide 28 - Quiz

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Glasnost
B
Perestrojka

Slide 29 - Quiz

Van welke organisatie is het logo op de afbeelding?
A
Europese Unie
B
NAVO
C
VN
D
Warschaupact

Slide 30 - Quiz

Welk land heeft geen vetorecht in de VN?
A
China
B
Duitsland
C
Groot-Brittannie
D
Verenigde Staten

Slide 31 - Quiz

Wat is géén sociaal grondrecht?
A
Recht op woongelegenheid
B
Recht op onderwijs
C
Recht op bewoonbaarheid
D
Recht op meningsuiting

Slide 32 - Quiz

Van wanneer zijn de sociale grondrechten ongeveer?
A
jaren '20
B
Jaren '40
C
Jaren '80
D
Jaren '90

Slide 33 - Quiz

Wie is de persoon op de afbeelding?
A
Churchill
B
Roosevelt
C
Stalin
D
Drees

Slide 34 - Quiz

Wie is de persoon op de afbeelding?
A
Churchill
B
Roosevelt
C
Stalin
D
Drees

Slide 35 - Quiz

Wie is de persoon op de afbeelding?
A
Colijn
B
Drees
C
Fortuyn
D
Thorbecke

Slide 36 - Quiz