Oefentoets H2 De Eerste Wereldoorlog en H3 Interbellum

Herhalingsles
H2 en H3 


Ga naar LessonUp en speel mee met de code linksonder!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhalingsles
H2 en H3 


Ga naar LessonUp en speel mee met de code linksonder!

Slide 1 - Slide

Is deze kaart van Europa
van
voor of na WOI?
A
voor
B
na

Slide 2 - Quiz

Deze opdracht gaat over factoren die het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog kunnen verklaren.

Welke uitspraak is ONJUIST?
A
In de jaren voor 1914 liepen de spanningen in Europa hoog op als gevolg van het felle nationalisme en militarisme in veel landen.
B
De grote Europese landen waren in een wapenwedloop terecht gekomen: ze wilden allemaal het sterkste bewapend zijn.
C
Frankrijk had al ver voor het jaar 1914 een gedetailleerd plan gemaakt voor de aanval op Duitsland: het zogenaamde Schlieffenplan.
D
Alle landen wilden direct toeslaan als er een oorlog zou uitbreken, omdat ze bang waren dat de vijand hen anders te snel af zou zijn.

Slide 3 - Quiz

Wat heeft het begrip modern imperialisme met de economie te maken?

Slide 4 - Open question

Twee of meer landen hebben afgesproken elkaar te helpen
A
Militairisme
B
Nationalisme
C
Bondgenootschappen
D
Imperialisme

Slide 5 - Quiz

Bij welk verschijnsel uit WOI past de foto?
A
Wapenwedloop
B
Nationalisme
C
Centralen
D
Modern imperialisme

Slide 6 - Quiz

De aanleiding (directe oorzaak) van WO I is
A
Modern Imperialisme
B
nationalisme
C
De moord op Franz-Ferdinand
D
bondgenootschappen

Slide 7 - Quiz

Oorzaken
Aanleiding
Nationalisme
Militarisme
Moord op Frans Ferdinand
bongenootschappen
Modern-Imperialisme
Gravilo Princip

Slide 8 - Drag question

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1917 - 1920
D
1940 - 1945

Slide 9 - Quiz

- Van welk land was het Von Schlieffen-plan het aanvalsplan?

Slide 10 - Open question

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 11 - Quiz

In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam

Slide 13 - Quiz

Welk woord past het beste bij de afbeelding?
A
Loopgraven
B
Propaganda
C
Militarisme
D
Bondgenootschap

Slide 14 - Quiz

Het Duitse leger verliest veel gebied in een slag tegen de Fransen. Dit nieuwsbericht verschijnt niet in de kranten van Duitsland.

Dit is een voorbeeld van:
A
Propaganda
B
Totale oorlog
C
Militarisme
D
Censuur

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je politieke reclame?
A
propaganda
B
persoonverheerlijking
C
interbellum
D
totalitairisme

Slide 16 - Quiz

Waarom sloot Rusland in 1917 een wapenstilstand met Duitsland?

Slide 17 - Open question

Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.

Slide 18 - Quiz

 Welke zinnen horen bij de vrede tussen Duitsland en Rusland? En welke bij het Verdrag van Versailles?
Vrede Rusland - Duitsland
Verdrag van Versailles
Herstelbetalingen
Duitsland moet veel grondgebied afstaan
Duitsland is blij met het vredesverdrag.
Duitsland krijgt er grote stukken land bij
Demilitarisatie van Duitsland in het grensgebied met Frankrijk.

Slide 19 - Drag question


Wat was de Volkenbond?
A
Naam van de democratische Duitse republiek van 1919-1933
B
Organisatie waarin landen samenwerkten om door overleg conflicten op te lossen
C
Een andere naam voor de Verenigde Staten.
D
Organisatie die volken met elkaar verbond.

Slide 20 - Quiz

Waarom vielen Duitse duikboten ook neutrale schepen aan?

Slide 21 - Open question

Wat was de positie van Nederland tijdens WOI?
A
bondgenoot van de Centralen
B
Bondgenoot van de Geallieerden
C
Eerst neutraal, later bondgenoot geallieerden
D
Neutraal

Slide 22 - Quiz

I. Dankzij de distributie waren er in Nederland geen tekorten tijdens WOI.

II. Het doel van de distributie was de beschikbare goederen eerlijk te verdelen
A
Beide uitspraken zijn fout
B
Uitspraak I is goed, uitspraak II is fout
C
Uitspraak I is fout, Uitspraak II is goed
D
Beide uitspraken zijn goed

Slide 23 - Quiz

Hieronder staan vijf gebeurtenissen die te maken hebben met de Eerste Wereldoorlog.
Sleep deze gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later. 
De eerste Belgische vluchtelingen werden in Nederland opgevangen.
Kroonprins Frans Ferdinand werd in Sarajevo vermoord.
Duitsland verklaarde de oorlog aan Frankrijk.
De wapenstilstand tussen Duitsland en Frankrijk werd getekend.
In Rusland brak de revolutie uit.

Slide 24 - Drag question

Wat was het gevolg van het elektrisch geladen hek (Dodendraad) die de Duitsers langs de Belgisch-Nederlandse grens plaatsten?

Slide 25 - Open question

Door wie werd de dodendraad aangelegd?
A
Belgen
B
Duitsers
C
Engelsen
D
Nederlanders

Slide 26 - Quiz

Waarin vergiste Troelstra zich?
A
Hij dacht dat er een com. revolutie was uitgebroken maar dat was niet zo.
B
Hij dacht dat de oorlog al voorbij was, maar dat was nog niet.
C
Hij dacht dat Duitsland de oorlog ging winnen.

Slide 27 - Quiz

Wanneer is het Interbellum?
A
1914-1918
B
1918-1933
C
1918-1939
D
1940-1945

Slide 28 - Quiz

Wie is deze man?
A
Lenin
B
Stalin
C
Mussert
D
Mussolini

Slide 29 - Quiz

Welk begrip past er het beste bij de afbeelding?
A
Showproces
B
Geheime Politie
C
Terreur
D
Collectivisatie

Slide 30 - Quiz

Welke oorzaak voor de val van de Weimar Republiek zie je op de afbeelding?
A
Hitler aan de macht
B
Hyperinflatie
C
Beurskrach
D
Vrede van Versailles

Slide 31 - Quiz

Hoe wordt de fascistisch leider van Italië genoemd?

Slide 32 - Open question

Wat is het verschil tussen Hitler en Mussolini als je één woord mag gebruiken?

Slide 33 - Open question

Wat is géén kenmerk van het fascisme?
A
Sterke leider
B
Democratisch
C
Nationalisme
D
Geweld is goed

Slide 34 - Quiz

Welk begrip past het beste bij de afbeelding?
A
Antisemitisme
B
Rassenleer
C
Dictatuur
D
Gelijkschakeling

Slide 35 - Quiz

"We moeten met Hitler gaan praten om oorlog te voorkomen" Welk begrip past hierbij?
A
Indoctrinatie
B
Gelijkschakeling
C
Pleasen
D
Appeasementpolitiek

Slide 36 - Quiz

Welke organisatie in Nazi Duitsland was er speciaal voor vrouwen?
A
SA
B
SS
C
HJ
D
BDM

Slide 37 - Quiz

Hoe kan het dat in Nederland in de crisis werklozen aan het werk zijn?
A
Aanpassingspolitiek
B
Werkverschaffing
C
Bezuiniging
D
Mussertisme

Slide 38 - Quiz

Waardoor had het nationaalsocialisme minder succes in NL?

Slide 39 - Open question

Welke oorzaak voor de Eerste Wereldoorlog zie je op de bron?
A
Militarisme
B
Bondgenoten
C
Nationalisme
D
Imperialisme

Slide 40 - Quiz

Wat past niet bij het communisme?
A
Gelijke lonen
B
Karl Marx
C
Rijke fabrieksbazen
D
Revolutie

Slide 41 - Quiz

HITLER
STALIN
MUSSOLINI
CHURCHILL

Slide 42 - Drag question

Succes met leren!

Slide 43 - Slide