3.4 Schrijven - verslag

Welkom!
Pak je werkboek en een pen/potlood
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak je werkboek en een pen/potlood

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Uitleg verslag (3.4)
- Weektaak opschrijven
- Samen aan de opdrachten beginnen
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

3.4 Schrijven - verslag
In deze paragraaf leer je:

hoe je een verslag schrijft;
hoe je een goede titel bedenkt;
hoe je een goede inleiding schrijft;
hoe je met synoniemen je woordkeus afwisselt.

Slide 3 - Slide

Wat is een verslag?

Slide 4 - Slide

Wat is een verslag?
In een verslag beschrijf je wat je hebt meegemaakt, gehoord, gelezen of onderzocht. Je doel is anderen te informeren over deze feiten. Ook voor school schrijf je soms verslagen.

Slide 5 - Slide

Zes tips voor het schrijven van een verslag
1 Vertel in de eerste alinea waar het verslag over gaat.
2 Schrijf in de volgende alinea’s wat er allemaal gebeurde.
Doe dat in de volgorde zoals alles gebeurd is. Gebruik daarvoor woorden zoals: eerst, daarna, vervolgens, verder, ten slotte, toen
3 Schrijf niet alle details op, maar alleen de belangrijke en interessante dingen.
4 Schrijf het verslag in de verleden tijd.
5 Zet je naam onder het verslag.
6. Zet een titel boven je verslag .

Slide 6 - Slide

Een goede inleiding
Een tekst die goed is opgebouwd bestaat uit een inleiding, een kern en een slot.

In een inleiding doe je altijd twee dingen:
• je schrijft op waar je tekst over gaat.
• je gebruikt een binnenkomer. Dat is een opvallend begin dat de lezer nieuwsgierig maakt naar de rest van de tekst.

Slide 7 - Slide

Een tekst die goed is opgebouwd bestaat uit een ... , een ... en een ....



Slide 8 - Slide

Een binnenkomer
Een paar voorbeelden van binnenkomers:
• Stel een vraag die je in de tekst gaat beantwoorden: Zullen we te weten komen wie uiteindelijk gewonnen heeft?

• Vertel een kort, persoonlijk verhaaltje dat met het onderwerp te maken heeft: Dromen doen we allemaal. Zelf droom ik over een duur, maar supergaaf computerspel dat over drie weken uitkomt.

Slide 9 - Slide

Titel van een verslag
Met de titel probeer je de aandacht van de lezer te trekken. Bij een verslag kun je kiezen uit twee mogelijkheden.
 
• Noem het onderwerp van je verslag:
Een Meet & Greet met Vloggers
• Geef belangrijke informatie over het onderwerp:
Vloggers zijn veel aardiger dan andere sterren


Achter een titel zet je nooit een punt, maar een vraagteken of uitroepteken mag wel.

Slide 10 - Slide

Synoniemen

Slide 11 - Slide

Synoniemen
Ik kan moeilijk van snoep afblijven. Het is lastig omdat snoep zo lekker is. Bovendien is het vaak problematisch om gezonde dingen te vinden. Snoep kopen is juist helemaal niet ingewikkeld: dat is echt overal te koop.

1. Voor welk woord uit laatste voorbeeldzin zijn synoniemen gebruikt?
2. Voor welk woord uit het voorbeeldzijn géén synoniemen gebruikt?






Slide 12 - Slide

Synoniemen
Probeer in een tekst je woordkeus af te wisselen. Voor de lezer is het storend als woorden vaak worden herhaald. Je kunt dit op verschillende manier voorkomen. Een van die manieren is om een woord te vervangen door een synoniem. Een synoniem is een ander woord met ongeveer dezelfde betekenis.

Slide 13 - Slide

Blz 209 in je werkboek

Slide 14 - Slide

Zes tips voor het schrijven van een verslag
1 Vertel in de eerste alinea waar het verslag over gaat.
2 Schrijf in de volgende alinea’s wat er allemaal gebeurde.
Doe dat in de volgorde zoals alles gebeurd is. Gebruik daarvoor woorden zoals: eerst, daarna, vervolgens, verder, ten slotte, toen
3 Schrijf niet alle details op, maar alleen de belangrijke en interessante dingen.
4 Schrijf het verslag in de verleden tijd.
5 Zet je naam onder het verslag.
6. Zet een titel boven je verslag .

Slide 15 - Slide

Weektaak:
Maandag 22/1: 3.4: opdracht 2 t/m 15 + neem 1 uitgewerkt verslag (opdr 2 of 7) mee

Vrijdag 26/1: Verslag schrijven voor een cijfer (PTD Verslag)
timer
32:00

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Zoek een tweetal en maak samen de opdrachten. 

Slide 17 - Slide