Basisstof 10.4 t/m 10.6

Basisstof 10.4 t/m 10.6
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Basisstof 10.4 t/m 10.6

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Nakijken huiswerk
Uitleg basisstof 10.4 t/m 10.6
Opdrachten maken
Quiz
Evaluatie

Slide 2 - Slide

10.4 De hersenen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Je kunt de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.

Je kunt de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.

Slide 4 - Slide

Hersenen
1. Grote hersenen
Verwerken impulsen in centra
2. Kleine hersenen
Coördinatie bewegingen
3. Hersenstam
Regelen levensfuncties 

Slide 5 - Slide

Hersenstam
  • Impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen  (en omgekeerd). 
  • Van zenuwen in hoofd en hals naar grote en kleine hersenen (en omgekeerd).
  • Stuurt belangrijke levensfuncties aan: hartslag, ademhaling, bloeddruk en temperatuur. 

Slide 6 - Slide

Grote hersenen
Verwerking van impulsen worden in de grote hersenen verwerkt.

De grote hersenen spelen een rol bij bewuste waarnemingen en bewuste bewegingen

Ook gebruik je de grote hersenen wanneer je nadenkt, je emoties en wanneer je iets moet onthouden.

Slide 7 - Slide

Anatomie grote hersenen 

Slide 8 - Slide

Grote hersenen

Slide 9 - Slide

Kleine hersenen
De kleine hersenen regelen de samenwerking van je spieren.   

De kleine hersenen zorgen dus voor coördinatie


Slide 10 - Slide

Beïnvloeding van de hersenen

Slide 11 - Slide

Beïnvloeding

Medicijnen, drugs en alcohol beïnvloeden de werking van het zenuwstelsel. 


Deze stoffen kunnen het doorgeven van impulsen remmen of juist stimuleren.


Slide 12 - Slide

Welk deel van hersenen is hier beïnvloed?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

10.5 De weg die impulsen afleggen

Slide 15 - Slide

Leerdoelen
Je kunt de functies van reflexen noemen en je kunt een reflexboog beschrijven.
Bij het reageren op prikkels kunnen impulsen op verschillende manieren door het zenuwstelsel worden doorgegeven. Je kunt bewust reageren of reageren in een reflex.

Slide 16 - Slide

Soorten reacties
Er zijn twee soorten reacties:
* Bewuste reactie
* Reflex

Slide 17 - Slide

Bewuste reacties
Bij een bewuste reactie verlopen de impulsen altijd via de hersenen.

Slide 18 - Slide

Reflexen
Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. 
De snelheid van reflexen is vaak nodig om je lichaam te beschermen tegen beschadigingen.

Bij de reflexen gaan geen impulsen naar je hersenen.
Soms gaat er achteraf een impuls naar de hersenen.


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Reflex (en reflexboog)
Reflexboog


Reflexboog = 
de weg die impulsen bij een reflex afleggen. 

Slide 21 - Slide

Bewuste reactie:
  • Via de hersenen
  • Denk je bij na
  • Doe je bewust/extra
  • Kan heel snel gaan, maar je hebt er over nagedacht.
Reflex:
  • NIET via de hersenen
  • Denk je NIET bij na
  • Doe je onbewust
  • Is altijd dezelfde snelle reactie
  • Beschermt je lichaam en voorkomt schade
Reflexboog:
weg van de impulsen bij een reflex.

Slide 22 - Slide

10.6 Het hormoonstelsel

Slide 23 - Slide

Leerdoelen
Je kunt de bouw en functie van het hormoonstelsel beschrijven en je kunt in een afbeelding de belangrijkste hormoonklieren benoemen.

Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de hypofyse en uit de schildklier.

Je kunt de werking beschrijven van hormonen uit de eilandjes van Langerhans en uit de bijnieren.

Slide 24 - Slide

Hormoonstelsel

Slide 25 - Slide

Hypofyse

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Schildklier:
Als de schildklier een bepaald hormoon van de hypofyse krijgt, starten de schildkliercellen met de aanmaak van schildklierhormoon

Het schildklierhormoon regelt de snelheid waarmee verbranding in je lichaam plaatsvindt.


Slide 28 - Slide

Eilandjes van Langerhans

Slide 29 - Slide

Eilandjes van Langerhans

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

De bijnier
  • De bijnier ligt boven de nier
  • De bijnier maakt adrenaline
  • Adrenaline = paniekhormoon
Zorgt voor:
=> snellere hartslag
=> snellere ademhaling
=> meer verbranding

Slide 32 - Slide

Aan het werk
De rest van de opgaven uit het boekje.

Slide 33 - Slide