les 3: Werkwoordspelling en werkvorm artikel

Welkom bij les 3
inhoud les:
  • artikel-dobbelspel
  • werkwoordspelling
  • inleveren artikel
  •  afsluiting
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom bij les 3
inhoud les:
  • artikel-dobbelspel
  • werkwoordspelling
  • inleveren artikel
  •  afsluiting

Slide 1 - Slide

dobbelopdracht
Zie Teams>Nederlands>schrijven> werkvorm artikel
Maak tweetallen
2 rondes van 10 minuten


timer
10:00

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling
- Pv tt
- Pv vt
- Voltooid deelwoord

Slide 3 - Slide

Pv tt

Slide 4 - Slide


Slide 5 - Slide


A
Goed
B
Fout - naderdt
C
Fout - nadert

Slide 6 - Quiz

Hij ___ vanavond wat we gaan eten.
A
bepaald
B
bepaaldt
C
bepaalt

Slide 7 - Quiz

___ je zusje morgen 12 jaar?
A
Word
B
Wordt

Slide 8 - Quiz


A
Goed
B
Fout - verkeerdt
C
Fout - verkeert

Slide 9 - Quiz

Pv vt

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide



Slide 12 - Slide

de(n) of te(n)?

Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't ex-kofschip.


  1. hele werkwoord -en  = stam branden / surfen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: brand / surf
  3. nee: de(n): de(n)
  4. ja: te(n): te(n)
  5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)

Slide 13 - Slide

de(n) of te(n)?

Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen


  1. hele werkwoord -en  = stam verhuizen
  2. laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?: nee
  3. dus de(n)
  4. ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)

Slide 14 - Slide

Hij ___ (verven) het huis.
A
verfte
B
verfde

Slide 15 - Quiz

Ik ___ (shoppen) niet in de winkelstraat, maar ik ___ (surfen) op internet.
A
shopde - surfde
B
shopte - surfte
C
shopde - surfte
D
shopte - surfde

Slide 16 - Quiz


A
Goed
B
Fout - ontruimten
C
Fout - ontruimden
D
Fout - ontruimde

Slide 17 - Quiz

Hij ___ (melden) dat jouw mening zijn keuze ___ (beïnvloeden).
A
melde - beïnvloede
B
meldde - beïnvloedde
C
melde - beïnvloedde
D
meldde - beïnvloede

Slide 18 - Quiz

Voltooid deelwoord

Slide 19 - Slide


A
Goed
B
Fout - gemailet
C
Fout - gemailt
D
Fout - gemaild

Slide 20 - Quiz

Ik had ___ (beloven) hem de prijs te geven, maar hij heeft ___ (weigeren).
A
beloofd - geweigerd
B
belooft - geweigert
C
belooft - geweigerd
D
beloofd - geweigert

Slide 21 - Quiz

De kat heeft de bank kapot ___ (krabben) en nu hebben wij een nieuwe bank ___ (aanschaffen).
A
gekrabd - aangeschafd
B
gekrabt - aangeschaft
C
gekrabd - aangeschaft
D
gekrabt - aangeschafd

Slide 22 - Quiz


Er wordt
A
Goed
B
Fout - besteet
C
Fout - besteed

Slide 23 - Quiz

(liegen)
Dat meisje ... vroeger heel erg veel.

Slide 24 - Open question

(Zuchten)
De docent ___ toen ze zag dat al haar leerlingen een onvoldoende hadden gehaald.

Slide 25 - Open question

(Worden)
Dat meisje ___ zo met de taxi opgehaald.
A
Wordt
B
Word

Slide 26 - Quiz

(Dalen)
Onze winst is de laatste maanden nogal ...
A
Gedaald
B
Gedaalt

Slide 27 - Quiz

(Wedden)
Zij ... dat zij dit spel zal winnen.
A
Wed
B
Wedt

Slide 28 - Quiz

Oefenen?
Teams>Nederlands> schrijven theorie> oefenexamens 3F 
Kies een oefenexamen 3F 
en maak deze.
Mail deze naar m.m.f.c.hanssen@horizoncollege.nl

Zet erbij welk oefenexamen je gekozen hebt.

Slide 29 - Slide

Artikel inleveren na verbeteren



Zie Teams> opdracht

Slide 30 - Slide