Instructie 10.3 en 10.4

1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Hoe heet onderdeel 1?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam

Slide 22 - Quiz

Bekijk de afbeelding.
Welke letter geeft
de grote hersenen aan?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
D
Letter S

Slide 23 - Quiz

Welk onderdeel van je centrale zenuwstel zorgt ervoor dat je bij tennis een bal kunt terugslaan?
A
Ruggenmerg
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grote hersenen

Slide 24 - Quiz

Stuurt belangrijke levensfuncties aan zoals hartslag en ademhaling
A
Kleine hersenen
B
Grote hersenen
C
hersenstam
D
hypofyse

Slide 25 - Quiz

Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van de hersenen impulsen aankomen.
In welk deel van de hersenen is dat?
A
de hersenstam
B
de grote hersenen
C
het ruggenmerg
D
de kleine hersenen

Slide 26 - Quiz

Alcohol heeft invloed op:
A
alleen de grote hersenen
B
alleen de kleine hersenen
C
zowel de grote hersenen als de kleine hersenen
D
niet op de grote hersenen en ook niet op de kleine hersenen

Slide 27 - Quiz

Geef aan: juist of onjuist
Door alcohol reageer je sneller
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Alcohol en heroïne zijn...
A
Verdovende middelen (downers)
B
Stimulerende middelen (uppers)
C
Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 29 - Quiz

Energiedrankjes, tabak en XTC zijn...
A
Verdovende middelen (downers)
B
Stimulerende middelen (uppers)
C
Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 30 - Quiz

Paddo's zijn...
A
Verdovende middelen (downers)
B
Stimulerende middelen (uppers)
C
Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)

Slide 31 - Quiz

Wat zijn kenmerken van verdovende middelen?
A
Geven je een ontspannen gevoel
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden langzamer
D
Je ziet dingen die er niet zijn

Slide 32 - Quiz

Wat zijn kenmerken van stimulerende middelen?
A
Geven je een ontspannen gevoel
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden sneller
D
Maken je rustig en blij.

Slide 33 - Quiz

Wat zijn kenmerken van bewustzijnsveranderende middelen?
A
Bloeddruk gaat omhoog
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden langzamer
D
Je ziet dingen die er niet zijn

Slide 34 - Quiz

Waar komen in het ruggenmerg de impulsen aan die afkomstig zijn van zintuigen?
A
Aan de buikzijde
B
Aan de rugzijde

Slide 35 - Quiz

Waar liggen de cellichamen van gevoelszenuwcellen?
A
In cellichamen in de witte stof
B
In cellichamen in de grijze stof
C
In zenuwknopen vlak bij het ruggenmerg

Slide 36 - Quiz

Met welk nummer is de grijze stof in het ruggenmerg weergegeven?
A
6
B
7
C
8
D
9

Slide 37 - Quiz

Met welk nummer is de gevoelszenuw weergegeven?
A
2
B
6
C
7
D
8

Slide 38 - Quiz

Welk nummer geeft de schors aan van het ruggenmerg?
A
1
B
2
C
4
D
6

Slide 39 - Quiz

Van welke typen zenuwcellen bevinden zich uitlopers in deel 6?
A
bewegingszenuwcellen
B
gevoelszenuwcellen
C
bewegingszenuwcellen en gevoelszenuwcellen

Slide 40 - Quiz