This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom
Ga rustig op je stoel zitten.
Leg je boek/ laptop/ etui op je tafel.
Log vast in bij LessonUp
Slide 1 - Slide
Thema 10 Regeling
Basisstof 10.4 De hersenen
Slide 2 - Slide
Deze les
Toets bespreken
Enquête mevrouw Ikkink
Uitleg basisstof 10.4
Aan de slag
Afsluiten les/ Toets afspreken
Slide 3 - Slide
Aan het eind van de les
kun je de delen van de hersenen noemen met hun functies en kenmerken.
kun je de invloed van verdovende, stimulerende en bewustzijnsveranderende middelen op het zenuwstelsel beschrijven en de risico’s van het gebruik van verslavende middelen noemen.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Practicum spiegeltekenen
Lees practicum 2 in je boek/ methode goed door en voer de opdracht uit. Je werkt in tweetallen. Je kunt het practicum allebei uitvoeren.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Hoe heet onderdeel 1?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
Slide 20 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Welke letter geeft de grote hersenen aan?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
D
Letter S
Slide 21 - Quiz
Welk onderdeel van je centrale zenuwstel zorgt ervoor dat je bij tennis een bal kunt terugslaan?
A
Ruggenmerg
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grote hersenen
Slide 22 - Quiz
Stuurt belangrijke levensfuncties aan zoals hartslag en ademhaling
A
Kleine hersenen
B
Grote hersenen
C
hersenstam
D
hypofyse
Slide 23 - Quiz
Als je een geluid waarneemt, komt dat omdat er in een bepaald deel van de hersenen impulsen aankomen. In welk deel van de hersenen is dat?
A
de hersenstam
B
de grote hersenen
C
het ruggenmerg
D
de kleine hersenen
Slide 24 - Quiz
Alcohol heeft invloed op:
A
alleen de grote hersenen
B
alleen de kleine hersenen
C
zowel de grote hersenen als de kleine hersenen
D
niet op de grote hersenen en ook niet op de kleine hersenen
Slide 25 - Quiz
Geef aan: juist of onjuist Door alcohol reageer je sneller
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Alcohol en heroïne zijn...
A
Verdovende middelen (downers)
B
Stimulerende middelen (uppers)
C
Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)
Slide 27 - Quiz
Energiedrankjes, tabak en XTC zijn...
A
Verdovende middelen (downers)
B
Stimulerende middelen (uppers)
C
Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)
Slide 28 - Quiz
Paddo's zijn...
A
Verdovende middelen (downers)
B
Stimulerende middelen (uppers)
C
Bewustzijnsveranderende middelen (trippers)
Slide 29 - Quiz
Wat zijn kenmerken van verdovende middelen?
A
Geven je een ontspannen gevoel
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden langzamer
D
Je ziet dingen die er niet zijn
Slide 30 - Quiz
Wat zijn kenmerken van stimulerende middelen?
A
Geven je een ontspannen gevoel
B
Geven je meer zelfvertrouwen
C
Hartslag en ademhaling worden sneller
D
Maken je rustig en blij.
Slide 31 - Quiz
Wat zijn kenmerken van bewustzijnsveranderende middelen?