*Formuleren H6 VWO 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

formuleren H6

Lastige verwijswoorden

Lesdoelen

- Ik weet hoe ik naar woorden moet verwijzen met de verwijswoorden:

hen/hun, dat/wat, waarmee/met wie

Herhalen

Verwijswoorden H4

Naar mannelijke en vrouwelijke woorden verwijs je met

1. de
2. het

Het-woorden zijn?

1. Mannelijk/vrouwelijk
2. Onzijdig

Naar de-woorden verwijs je met?

1. deze/die
2. dit/dat

Naar het-woorden verwijs je met?

1. deze/die
2. dit/dat

Vul in:
Als je het bod op je fiets te laag vindt, moet je hem/het afwijzen.

1. hem
2. het

Vul in:
Nu de commissie advies heeft uitgebracht, zal de directie haar/hem ontbinden.

1. haar
2. hem

Vul in:
Omdat ik mijn brommer niet kan repareren, breng ik haar/hem naar de monteur.

1. haar
2. hem

Gebruik van hen of hun

Vul in:
Als Peter en Noah niet meewerken, help ik hen/hun niet meer met wiskunde.

1. hen
2. hun

Vul in:
Mijn broers waren hun lunchpakket vergeten, daarom heb ik hen/hun een boterham gegeven.

1. hen
2. hun

Gebruik hen of hun

_{- Hen gebruik je altijd na een voorzetsel}

_{- Als er geen voorzetsel is, dan kan het hen of hun zijn}

_{- Het is hen als het zinsdeel een lijdend voorwerp is}

_{- Het is hun als het zinsdeel een meewerkend voorwerp is (je kunt er dan aan of voor bij denken)}

_Voorbeelden:

_{- Ik geef aan hen een boek --> voorzetsel, dus altijd hen}

_{- Ik wil hen niet helpen --> geen voorzetsel, lijdend voorwerp}

_{- Ik geef hun een boek --> geen voorzetsel, meewerkend voorwerp}

Gebruik dat/wat

Vul in:
Het horloge dat/wat ik heb gekregen, is heel mooi.

1. dat
2. wat

Vul in:
Alles dat/wat je hem voorzet, eet hij meteen op.

1. dat
2. wat

Vul in:
Deze superfoods zijn het gezondste dat/wat ik ooit heb gegeten.

1. dat
2. wat

Vul in:
Jari sport vrijwel nooit, dat/wat slecht is voor zijn conditie.

1. dat
2. wat

Gebruik dat of wat

- het woord dat gebruik je om te verwijzen naar het-woorden

Voorbeeld:

Het meisje dat daar loopt...

Het leukste boek dat ik heb gelezen

Het huis dat daar staat

Vervolg dat of wat

In de volgende gevallen gebruik je wat:

- om te verwijzen naar het woord dat of datgene:

Dat(gene) wat je nu zegt, is onzin

- om te verwijzen naar woorden als alles, iets, niets, het enige:

Alles wat je zegt is onzin

- om te verwijzen naar de overtreffende trap:

Het leukste wat ik gedaan heb, ....

- Om te verwijzen naar een hele zin:

Gisteren heb ik gespijbeld, wat mijn ouders niet leuk vonden

Parachutespringen is het spannendste … ik ooit gedaan heb.

1. dat
2. wat

Hij geeft alles … je nu nodig hebt aan je ouders.

1. dat
2. wat

Het leukste feestje … ik ooit gegeven heb, was toen ik 10 jaar werd

1. dat
2. wat

Gebruik waar + voorzetsel of voorzetsel +wie

Naar dieren en dingen verwijs je met daar/waar + voorzetsel, naar mensen met voorzetsel +wie

Voorbeelden:

De film waarover je laatst vertelde, heb ik ook gezien

De klasgenoot met wie ik het liefste samenwerk is ...

Klaar voor de toets

heel veel succes met leren voor de toets!

Je kunt op Nieuw Nederlands nog verder gaan met oefenen:

trainen en extra opdrachten

van spelling en formuleren

H1-H6