1. Jan, die al tien jaar ................. is, heeft ons huis ontworpen.
2. Ik moet altijd alleen de kerstboom ................
3. De oude Egyptenaren legden hun woorden vast in zogenaamde .........................
4. Zij waren het er allen .......... over eens dat Valentijnsdag leuk is.
5. Na de operatie, kreeg de man verschillende ................
decoreren - architect - complicaties - hiërogliefen - unaniem