Herhaling werkwoord 2 Latijn

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Werkwoord + a.c.i.

vocat

1. indicativus
2. imperativus
3. infinitivus

vocare

1. indicativus
2. imperativus
3. infinitivus

audimus

1. indicativus
2. imperativus
3. infinitivus

audite

1. indicativus
2. imperativus
3. infinitivus

terre

1. indicativus
2. imperativus
3. infinitivus

audiverat

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

eramus

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

regebatis

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

audivistis

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum
4. plusquamperfectum

a.c.i.

De a.c.i. komt in het Latijn voor na werkwoorden van waarnemen, vinden, zeggen, voelen, etc. In het Nederlands voeg je na deze werkwoorden het woordje ‘dat’ toe.

Patres dicunt

1. a.c.i.
2. geen a.c.i.

Marcus appropinquat

1. a.c.i.
2. geen a.c.i.

audimus

1. a.c.i.
2. geen a.ci.

Naast een startwerkwoord, moet er bij een a.c.i. ook een accusativus en infintivus komen.

Wat is het startwerkwoord?
Pater liberos ridere putat.

1. pater
2. liberos
3. ridere
4. putat

Wat is de accusativus?
Pater liberos ridere putat.

1. pater
2. liberos
3. ridere
4. putat

Wat is de infinitivus?
Pater liberos ridere putat.

1. pater
2. liberos
3. ridere
4. putat

Stappenplan vertalen a.c.i.

1. Vertaal onderwerp en persoonsvorm

2. Voeg het woordje ‘dat’ in

3. Zoek de accusativus en maak die onderwerp van de ‘dat-zin’

4. Zoek de infinitivus en maak daarvan de persoonsvorm in de ‘dat-zin’

5. Vertaal de woorden tussen de accusativus en infinitivus in

Vertaal:
Mater pueros in silva ludere dicit.