HA - Grammatica - Zinsdeelzinnen §11

N E D E R L A N D S
Welkom!
Voorbereiding les:
- Pak je leesboek, lesboek en schrift.
- Ga zitten volgens de plattegrond.

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

N E D E R L A N D S
Welkom!
Voorbereiding les:
- Pak je leesboek, lesboek en schrift.
- Ga zitten volgens de plattegrond.

Slide 1 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lezen
2. Korte herhaling
3. Uitleg: Zinsdeelzinnen
4. Gezamenlijk oefenen
5. Zelfstandig werken 
6. Lesdoel checken + afsluiting

Slide 2 - Slide

  • Je weet wat een zinsdeelzin is.
  • Je kunt in een samengestelde zin de verschillende zinsdeelzinnen benoemen.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Herhaling
Wat is de hoofdzin in onderstaande zin?
Omdat hij alleen plankton eet, vormt de reuzenhaai geen gevaar voor de mens.

Slide 4 - Open question

Wat is de hoofdzin in onderstaande zin?

De NS gaat treinen renoveren, zodat ze weer een paar jaar meekunnen.

Slide 5 - Open question

Grammatica paragraaf 11
Zinsdeelzinnen

Slide 6 - Slide

Uitleg (filmpje)!

Slide 7 - Slide

Zinsdeelzinnen
Als een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin, is de bijzin onderdeel van de hoofdzin. Deze bijzin heeft dan een bepaalde functie. Zo'n bijzin noem je een zinsdeelzin. Er zijn vier soorten zinsdeelzinnen:
  • Een onderwerpszin (ow-zin);
  • een lijdendvoorwerpszin (lv-zin);
  • een meewerkendvoorwerpszin (mv-zin);
  • een bijwoordelijkebepalingszin (bwb-zin) Ook wel bijwoordelijke bijzin.

Slide 8 - Slide

Stappenplan zinsdeelzinnen
Zo bepaal je of er binnen een zin een zinsdeelzin is. 

1. Bepaal wat de hoofdzin is.
2. Geef het begin en het einde van de bijzin aan.
3. Staat er een persoonsvorm in de bijzin? Vervang de bijzin dan door één woord.
4. Ontleed de hoofdzin en stel vast welk zinsdeel dit woord is.
5. De bijzin is hetzelfde zinsdeel als de ingevulde woordgroep. 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Een zinsdeel is pas een zinsdeelzin als er een persoonsvorm in staat. 
1. Gisteren bekende Melanie ons dat ze bij ZARA iets gestolen had.

2. Gisteren bekende Melanie ons / dat ze bij ZARA iets gestolen had.
                 hoofdzin                                               bijzin
3. Gisteren bekende Melanie ons 'dat'.
4. pv = bekende
    ow = Melanie
    wg = bekende
    lv = dat
5. Dus: 'Dat' = lv-zin

Slide 10 - Slide

(Wie de pubquiz wint), ontvangt een snackpakket.
A
hoofdzin
B
ow-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 11 - Quiz

(Aan iedereen die het wilde zien), showde Mart zijn nieuwe telefoon.
A
hoofdzin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 12 - Quiz

Frida heb ik verteld (dat zij een regenjas moet meenemen).
A
hoofdzin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 13 - Quiz

Paragraaf 11 Zinsdeelzinnen 
Maken opdracht 1, 2 en 4
Aan de slag...

Slide 14 - Slide

Lesdoel check: wat kun je vertellen over zinsdeelzinnen?

Slide 15 - Open question