H4 Herhaling tijden Chapitre 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herhaling tijden 

- Le présent en le passé composé van de regelmatige werkwoorden op -er/-ir/-re       

- L'imparfait 

Les terminaisons ( Le présent)

- er	- ir	- re
- e	- is	- s
- es	- is	- s
- e	- it
- ons	- issons	- ons
- ez	- issez	- ez
- ent	- issent	- ent

le présent

le passé composé

l'imparfait 

o.t.t.

v.t.t.

o.v.t.

bestaat uit: stam+ uitgangen

bestaat uit: een  hulpwerkwoord en voltooid deelwoord

bestaat uit stam + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)

je parle

j'ai parlé

je parlais

Le présent: de tegenwoordige tijd

Moet je kennen van drie groepen regelmatige werkwoorden.

werkwoorden op -er

werkwoorden op -ir

werkwoorden op -re

Regelmatige werkwoorden -er, -ir, -re

Alle werkwoorden uit deze drie groepen vervoeg je door:

1. De stam op te schrijven

2. De uitgang toe te voegen

Wat zijn de uitgangen? 

Hoe vind je de stam?

Voor werkwoorden op -er -> haal 'er' van het hele werkwoord af.

parler->parl

trouver->trouv

Voor werkwoorden op -ir -> haal 'ir' van het hele werkwoord af.

choisir-> chois

remplir-> rempl

Voor werkwoorden op -re ->  haal -re van het hele werkwoord af.

rendre-> rend

répondre-> répond

Dus:

Ik geef:

geven-> donner

stam: donn

uitgang van 'je' bij werkwoorden op -er : e

Je donne 

Dus:

Wij kiezen

kiezen -> choisir

stam: chois

Uitgang van 'nous' bij werkwoorden op -ir : issons

Nous choisissons

Dus:

Zij antwoorden

antwoorden -> répondre

stam: répond

Uitgang van 'ils' bij werkwoorden op -re : ent

Ils répondent 

Ik praat (parler)

1. Je parlais
2. Je parle
3. J'ai parlé

Wij verkopen

1. Nous vendions
2. Nous vendrons
3. Nous vendons

Jullie kiezen (choisir)

1. Vous choisissez
2. Vous choisissiez
3. Vous avez choisi

Le passé composé

Altijd twee:

1. Een vervoegd hulpwerkwoord

2. Een voltooid deelwoord 

Het hulpwerkwoord:

In principe:

- Gebruik je in het Nederlands hebben? --> In het Frans avoir.

-Gebruik je in het Nederlands zijn? --> In het Frans être 

Noteer het rijtje van avoir in de tegenwoordige tijd.

Noteer het rijtje van être in de tegenwoordige tijd.

Het voltooid deelwoord

Voor werkwoorden op -er:

Haal de -r eraf. Zet een accent op de laatste e.

parler --> parlé

Voor werkwoorden op -ir:

Haal de -r eraf. Klaar.

choisir--> choisi

Voor werkwoorden op -re:

Haal de -re eraf. Zet een u neer.

Répondre --> répondu

Wij hebben gedanst (danser)

1. Nous avons dansé
2. Nous dansions
3. Nous avez dansé

Wij hebben gepraat (parlé)

1. Nous avons parlé
2. Nous parlions
3. Nous sommes parlé

Wij zijn gegaan (aller)

1. Nous sommes allés
2. Nous avons allés
3. Nous allions

Ik heb gekozen(choisir)

1. Je suis choisi
2. Je vais choisir
3. Je choisis
4. J'ai choisi

L'imparfait

1 Zoek eerst de stam (nous-vorm - ons)

Nous-vorm - ons 

2 Plak de juiste uitgangen erachter (ais, ais, ait, ions, iez, aient)

Voorbeeld: nous parlons 

Je PARLais 

Wij dansten

1. Nous avons dansé
2. Nous dansions
3. Vous dansiez

Jij koos

1. Tu choisissais
2. Tu choisissait
3. Tu as choisi

Ik antwoordde

1. J'ai répondu
2. Je répondais
3. Je répondait

Wij verkochten

1. Nous vendions
2. Nous avons vendu
3. Vous vendiez