Je kunt het verschil aangeven tussen de debet en credit-zijde.
Je kunt mutatiebalansen opstellen.
Lesdoelen
Slide 2 - Slide
Het huiswerk was: maken opdracht 4.1 t/m 4.4
Nakijken met het nakijkboekje
Terugblik
Slide 3 - Slide
Omzet (totale opbrengst)
De omzet is het bedrag in geld dat de verkoper ontvangt van de kopers.
Dit bereken je door de verkoopprijs van het artikel maal het aantal artikelen te doen. Oftewel,
Omzet = prijs x hoeveelheid
Omzet = prijs x afzet
Terugblik hoofdstuk 3
Slide 4 - Slide
Inkoopwaarde en brutowinst
De omzet is het bedrag in geld wat de verkoper ontvangt van de kopers.
De inkoopwaarde van de omzet is het geld wat de verkoper kwijt is aan het inkopen van de goederen die nodig zijn om de artikelen te maken.
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde van de omzet
Terugblik hoofdstuk 3
Slide 5 - Slide
Balans
Een balans is een overzicht van de bezittingen van een onderneming en de vermogensbronnen waarmee de bezittingen zijn betaald (eigen vermogen en vreemd vermogen).
De balans is een momentopname.
Terugblik vorige les
Slide 6 - Slide
Samen lezen blz. 40 (start onder vraag 4.4)
Samen maken opdrachten 4.5 en 4.6
Instructie
Slide 7 - Slide
Mutatiebalans
Een mutatiebalans geeft weer welke balansposten met welk bedrag toe- of afnemen.
Alleen de balansposten die veranderen en het bedrag waarmee ze veranderen nemen we op in de mutatiebalans.
Instructie
Slide 8 - Slide
Samen verder lezen onder vraag 4.6
Samen maken opdrachten 4.7 t/m 4.9
Begeleid oefenen
Slide 9 - Slide
Je kunt uitleggen wat een balans is.
Je weet wat er op de balans staat.
Je kunt het verschil aangeven tussen de debet en credit-zijde.