week 19 en 20

Diatoetsen
Abdinasir
Yasmine
Yara
Lisanne
Jarno
Stefanie
Marijn
Gijs
Ilse
Ali
Janine
Nikki
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Diatoetsen
Abdinasir
Yasmine
Yara
Lisanne
Jarno
Stefanie
Marijn
Gijs
Ilse
Ali
Janine
Nikki

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Planning tot aan zomervakantie
  •  Cijfers Taalverzorging H5
  • Nakijken Leesvaardigheid H4
  • Nieuw onderwerp: kritisch lezen
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Planning tot aan zomervakantie
  • Taalverzorging H6 (20 mei)
  • Leesvaardigheid en woordenschat H4 t/m H6 (leren: alleen leesvaardigheid)
  • Schrijfopdracht bij film
  • PRESENTEREN NIET!

Slide 3 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je kritisch lezen om te beoordelen of een tekst objectief of betrouwbaar is.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Zo kun je kritisch lezen:
  • Is de auteur deskundig en onpartijdig? Geeft de tekst informatie over bijvoorbeeld zijn opleiding of beroep?
  • Wat is de bron van de tekst? 
  • Zijn de mensen die geïnterviewd worden deskundig en betrouwbaar? Komen er voor- en tegenstanders aan het woord?
  • Is de tekst nog actueel?
  • Laat de acteur geen belangrijke dingen weg? Klopt het wat hij zegt?
  • Gebruikt de auteur sterke argumenten of kun je er makkelijk iets tegen inbrengen?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

...
'Een recent onderzoek van MIT toonde aan dat nepnieuws sneller wordt verspreid dan echt nieuws. Voor factcheckers wordt het dus steeds moeilijker om die berichten meteen te ontkrachten. Daarom moeten we naast het ontkrachten van nepnieuws ook aan ‘prebunking’ doen, zegt Sander van der Linden, onderzoeker aan Cambridge. ‘Ons onderzoek toont aan dat mensen weerbaarder gemaakt worden tegen nepnieuws door ze een inenting van onwaarheden toe te dienen.’

Slide 9 - Slide

Aan het werk
Kritisch lezen: opdracht 1, 3 en 5 (blz. 132-136)

Inleveren voor maandag 19:00 uur. 

Slide 10 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Planning tot zomervakantie
  • Korte herhaling H6 taalverzorging
  • Oefentoetsvragen
  • Overige vragen / leren voor het proefwerk

Slide 11 - Slide

Planning tot zomervakantie
  • Kijk op Magister voor de planning tot en met 3 juni.
  • Volgorde: Taalverzorging H6, verwerkingsopdracht bij film, leesvaardigheid 

Slide 12 - Slide

Taalverzorging H6
  • Zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen (blz. 180-181)
  • Verbanden tussen zinnen aanbrengen (kennen: vooral de verwijswoorden en signaalwoorden) (blz. 182-183)
  • Aan elkaar of los? (blz. 184-185)
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd of voltooid deelwoord? (blz. 186-187)

Slide 13 - Slide

1.
Neem de werkwoorden uit de volgende samengestelde zin over en zet de juiste afkorting erachter: zww (zelfstandig werkwoord), hww (hulpwerkwoord) of kww (koppelwerkwoord).

Hoewel Noël zenuwachtig was voor de rapwedstrijd, maakte ze geen fouten.


Slide 14 - Slide

2.
Noteer van de samengestelde zin de enkelvoudige zinnen.

Zodra de fotograaf alle familieleden op de foto had gezet, verliet hij het feest.

Slide 15 - Slide

3.
Benoem de onderstreepte woorden uit onderstaande zin en noteer de juiste afkorting van de woordsoort erachter. Kies uit: zn, blw, olw, bn, zww, hww, kww, aanw.vnw, vr.vnw, pers.vnw, bez.vnw, vz, bw, bep.hoofdtelw, onbep.hoofdtelw, bep.rangtelw, onbep.rangtelw, osvg en nsvg.

De knalpijpen glansden als bazuinen, de wereld leek te verschroeien in allesverzengend lawaai wanneer de jongens het gaspedaal intrapten met de koppeling in, alleen om te laten weten dat ze bestonden, zodat niemand daaraan zou twijfelen, want wat niet weerkaatst, bestaat niet.


Slide 16 - Slide

4.
Vul de zin aan met het juiste verwijswoord. Kies uit: deze, die, dit, dat, waar, waarmee, waarnaar, waarover, met wie, naar wie, over wie, voor wie.

De motor van de auto [...] ik altijd naar mijn werk rijd, is stuk.


Slide 17 - Slide

5.
Welk verband geeft het signaalwoord aan?

daarom

Slide 18 - Slide

6.
Schrijf de woorden waar nodig aan elkaar.


Stijn was stapel verliefd op Irma en was daar om dol blij toen ze woensdag avond eindelijk met hem mee fietste naar huis.

Slide 19 - Slide

7.
Leg het verschil uit tussen woord a en b.

A. vijfhonderdduizendklappers
B. vijf honderdduizendklappers

Slide 20 - Slide

8.
Leg uit wanneer je gebeurt schrijft en wanneer je gebeurd schrijft.

Slide 21 - Slide