Unit 5.4 Present perfect onkenning en vragend + plaats van het bijwoord

Unit 5.4 
Present perfect: vragen/ontkenningen
Plaats van het bijwoord (adverb)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 5.4 
Present perfect: vragen/ontkenningen
Plaats van het bijwoord (adverb)

Slide 1 - Slide

present perfect

Slide 2 - Slide

Today
- present perfect
- oefenen
- homework

Slide 3 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
have / has + voltooid deelwoord
Voorbeeld: I have learned English. 

Slide 4 - Slide

Present perfect maken
Stap 1: have/has 
Stap 2:  werkwoord
Stap 3:  regelmatig +ed 
onregelmatig +3e rijtje
voorbeeld: I have learned English.

Slide 5 - Slide

Present perfect: Ontkennend. 
have / has + not + voltooid deelwoord

 I have not (haven't) learned English.
She has not (hasn't) learned Englosh


Slide 6 - Slide

samen oefenen
SB: p.90 

Slide 7 - Slide

Homework
SB: p.90 exercise 4
WB: p.70 exercise 1,2,3,4
klaar? numo taken!

Slide 8 - Slide

Today
- present perfect herhalen
- huiswerk nakijken
- vocabulary opdrachten / homework

Slide 9 - Slide

vacbulary
SB: p.91 exercise 1,2,3
WB: p.71 exercise 1,2,3
klaar? numo!

Slide 10 - Slide

Today
- huiswerk nakijken
- listening & speaking opdrachten
- blooket 
- woordjes leren voor de toets

Slide 11 - Slide

Homework
workbook: p.72 exercise 1,2,3
klaar? numo of woordjes leren via quizlet

Slide 12 - Slide

Je maakt de present perfect door:__________________ te gebruiken.
A
am/are/is+ww+ing
B
have/has+ww+ed
C
ww+s
D
am/are/is+ww+s

Slide 13 - Quiz

I________ the guitar. (play)
A
have played
B
am playing
C
has played
D
are playing

Slide 14 - Quiz

She_________ at me. (scream)
A
is screaming
B
have screamed
C
are screaming
D
has screamed

Slide 15 - Quiz

Present perfect (ontkennend) maak je door:______________ te gebruiken.
A
have/has+not+ww+ed
B
am/are/is+ing
C
have/has+ww+ed
D
am/are/is+not+ing

Slide 16 - Quiz

Maak de volgende zin vragend:
______ ___ learned English?
A
Am I
B
Have I
C
Has I
D
Are I

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Woordvolgorde: bijwoorden
Wat zijn bijwoorden?
=Bijwoorden zijn woorden die meestal aangeven hoe VAAK iets gebeurt. 

Voorbeelden: always/never/usually/sometimes.

Slide 20 - Slide

Plaats van het bijwoord (adverb)
Bijwoorden staan meestal VOOR het werkwoord. 
vb: School starts at 8.30--> School ALWAYS starts at 8.30.

Bijwoorden staan meestal NA am/are/is/was/were.
vb: His jokes are boring--> His jokes are SOMETIMES boring.

Bijwoorden staan meestal NA have/has.
vb: I have seen this--> I have NEVER seen this. 

Slide 21 - Slide

Zet het bijwoord op de juiste plaats in de volgende zin:
I __________ breakfast (eat).
A
eat never
B
-
C
never eat
D
-

Slide 22 - Quiz

Zet het bijwoord op de juiste plaats in de volgende zin:
She___________ the prettiest girl.
A
always is
B
is always
C
are always
D
am always

Slide 23 - Quiz

Zet het bijwoord op de juiste plaats in de volgende zin:
He_________ traveled before.
A
never has
B
has not
C
is never
D
has never

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link