This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
H5) Short yes/no-answers
Slide 1 - Slide
Short yes/no-answers
Het is in het Engels niet beleefd om alleen maar met yes of no te antwoorden. In plaats daarvan gebruik je een korte zin.
Ja-antwoorden: Yes + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin
Nee-antwoorden:No + voornaamwoord + het eerste werkwoord uit de vraagzin + not / n’t
Voorbeelden: Does he know the suspect? Yes, he does. No, he doesn't Is she in her room?Yes, she is. No, she isn't. Will he report the theft?Yes, he will. No, he won't
Slide 2 - Slide
Short yes/no-answers
In de antwoorden vervang je het gehele onderwerp door een voornaamwoord:
Do your cousins live in Anchorage? Yes, they do.No, they do not / don’t. Can Zoey speak English? Yes, she can. No, she cannot / can’t. Will Keith and Sadiq help us? Yes, they will. No, they will not / won’t.
Je antwoordt met I als de vraag aan jou alleen gericht is. Je antwoordt met we als de vraag aan jullie gericht is: Do you recognise the burglar? Yes, I do. Yes, we do. No, I do not / don’t No, we do not / don’t