5.3 actief op de arbeidsmarkt

terugblik productiesectoren
In de rooms ga je opdracht 23 bespreken.
Hiervoor krijg je 10 minuten.

Resultaat: bij elke sector minimaal twee beroepen (die nog niet genoemd worden in het boek)
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

terugblik productiesectoren
In de rooms ga je opdracht 23 bespreken.
Hiervoor krijg je 10 minuten.

Resultaat: bij elke sector minimaal twee beroepen (die nog niet genoemd worden in het boek)

Slide 1 - Slide

5.3 Actief op de arbeidsmarkt
Twee soorten markten:

Concreet (aanwijsbare plek, letterlijk)
Abstract (geen duidelijke plek, figuurlijk)

Overeenkomst: op elke markt is er sprake van vraag en aanbod

Slide 2 - Slide

Wie horen er bij de vraag naar arbeid?
A
de bedrijven en de overheid
B
de mensen die werken of willen werken

Slide 3 - Quiz

5.3 Actief op de arbeidsmarkt
Bedrijven en overheid
Iedereen van 15 jaar tot pensioenleeftijd die werkt of wil werken

Slide 4 - Slide

5.3 Actief op de arbeidsmarkt
Als aanbod groter dan vraag (er zijn meer mensen dan banen) dan is er werkloosheid

Slide 5 - Slide

Vraag 28 d.
Hoeveel procent van de beroepsbevolking was werkloos?
Beroepsbevolking: 7.215.000 + 656.000 = 7.871.000 personen
Werkloos: 656.000 personen

Dus de vraag is: hoeveel procent is 656.000 van 7.871.000?

Slide 6 - Slide

Vraag 28 d.
Dus de vraag is: hoeveel procent is 656.000 van 7.871.000?

Formule:                 Deel: geheel x 100

Tabel:

%
100
? (8,33)
personen
7.871.000
1
656.000

Slide 7 - Slide

Arbeidsparticipatie
= het percentage van (deel van) de bevolking dat tot de beroepsbevolking hoort.

Voorbeeld:
Totaal aantal mannen 5.510.000
mannen in de beroepsbevolking: 4.321.000


Slide 8 - Slide

Even rekenen:
hoeveel % is 4.321.000 van 5.510.000?

Slide 9 - Open question

Dus de vraag is: hoeveel procent is 4.321.000 van 5.510.000?

Formule:                 Deel: geheel x 100

Tabel:

%
100
personen
5.510.000
1
4.321.000

Slide 10 - Slide

Samen oefen in rooms
Je maakt samen opdracht 12 van de groene bladzijde 155.
Hiervoor krijg je 7 minuten.
Denk aan de berekeningen!


Daarna gaan we het samen nabespreken.

Slide 11 - Slide

Formele en informele sector
Formeel= werk waarmee je geld verdient en waarover je belasting en premies betaalt (wit werk)

Informeel: wordt niet door CBS geregistreerd.
1.  Dus vrijwilligerswerk of werk thuis (onbetaald werk) = grijs werk
2. zwart werk


Slide 12 - Slide

Programma 29 maart
Info vooraf (huiswerk maken)
Bespreken 27-32 c-35
Nieuwe uitleg deel 5.4
Nieuw huiswerk: Maken opdracht 37 t/m 42 van 5.4

Slide 13 - Slide

opdracht 32 C
Bereken hoeveel procent van de vrouwelijke beroepsbevolking werkloos is.
Dus de vraag is: hoeveel procent is 316.000 van 3.549.000?


Tabel:

%
100
? (8,9)
personen
3.549.000
1
316.000

Slide 14 - Slide

5.3 Actief op de arbeidsmarkt
Als aanbod groter dan vraag (er zijn meer mensen dan banen) dan is er werkloosheid

Slide 15 - Slide

5.4 Zonder werk
Wat ga je doen als je werkloos raakt?
Wat is werkloos?
Als je tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd bent, geen baan hebt en actief op zoek naar werk bent.

* inschrijven bij het UWV voor een uitkering (WW) 
* UWV kan helpen met het vinden van nieuw werk

Slide 16 - Slide

5.4 Zonder werk
Geregistreerd of verborgen werkloos?

Geregistreerd: bij UWV ingeschreven
Verborgen: niet bekend, niet ingeschreven

Slide 17 - Slide

Wanneer ben je in de economie, "werkloos" :
A
als je geen werk hebt
B
als je tussen de 15 en pensioenleeftijd bent
C
als je actief op zoek bent naar werk
D
antwoord A+B+C

Slide 18 - Quiz

Welke van onderstaande personen is "geregistreerd werkloos"
A
Klaas die zich bij het UWV heeft ingeschreven
B
Truus die in de groepsapp schrijft dat ze op zoek is naar een "schoonmaak huis"

Slide 19 - Quiz

5.4 Zonder werk (deel 2)
Er zijn verschillende soorten werkloosheid die je kunt herkennen aan de oorzaak van de werkloosheid.
Deze vormen moet je kennen en komen terug in het volgende filmpje:

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Welke werkloosheid is niet tijdelijk?
A
seizoenswerkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
regionale werkloosheid
D
frictiewerkloosheid

Slide 22 - Quiz

Welke vorm van werkloosheid krijg je wanneer bedrijven zich naar het buitenland verplaatsen?
A
regionale werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
structurele werkloosheid

Slide 23 - Quiz

Wanneer je een tijdje per jaar niet kunt werken noem je deze werkloosheid ...
A
structurele werkloosheid.
B
seizoenswerkloosheid.
C
verborgen werkloosheid.
D
conjuncturele werkloosheid.

Slide 24 - Quiz

Conjuncturele werkloosheid is blijvend.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Wat betekent regionale werkloosheid?
A
Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
B
Dat er in een bepaald seizoen meer werkloosheid is.
C
Dat er in een bepaalde provincie meer werkloosheid is.
D
Dat er geen werk is voor bepaalde opleidingen.

Slide 26 - Quiz

Wanneer de mens wordt overgenomen door een machine is dat ... werkloosheid
A
frictie
B
structurele
C
machinale
D
conjuncturele

Slide 27 - Quiz

Wat is geregistreerde werkloosheid?
A
Als je ingeschreven staat bij het UWV.
B
Als je niet ingeschreven staat bij het UWV.
C
Als je zwart werkt.
D
Als je wit werkt.

Slide 28 - Quiz