Verkeer groep 7/8

Verkeer groep 7/8
1 / 30
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Verkeer groep 7/8

Slide 1 - Slide


Noor ziet een verkeersbord.
Welke beginzin hoort bij dit bord?
A
Je mag hier niet...
B
Kijk, hier is...
C
Pas op...
D
Je moet hier...

Slide 2 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Pas op een scherpe bocht naar links
B
Je mag hier geen bocht maken
C
Pas op een scherpe bocht naar rechts
D
Je moet hier een bocht maken

Slide 3 - Quiz

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Let op het overige verkeer
B
Je nadert een voorrangsweg
C
Het verkeer van links en rechts heeft voorrang
D
Hier mag je niet verder rijden

Slide 4 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Je mag hier fietsen
B
Je moet hier fietsen
C
Je mag hier niet fietsen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Je mag hier paardrijden
B
Je moet hier paardrijden
C
Pas op hier rijden mensen paard
D
Kijk hier is een paard

Slide 6 - Quiz

Welke borden hebben geen vaste vorm en kleur?
A
'Je moet hier'
B
'Je mag hier niet'
C
'Kijk hier is'
D
Voorrangsborden

Slide 7 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
verboden voor alle verkeer behalve voetgangers
B
verboden voor motorvoertuigen
C
verboden voor iedereen
D
verboden voor voetgangers

Slide 8 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Je mag hier niet rechtsaf
B
Dit is een eenrichtingsweg
C
Je moet hier rechtsaf
D
Pas op! Scherpe bocht naar rechts!

Slide 9 - Quiz

Wat betekent dit bord.
A
Verplicht fietspad
B
verboden voor fietsters
C
verboden fietsen te plaatsen
D
fietspad

Slide 10 - Quiz

Wat betekent dit bord?
A
Kijk hier is een speeltuin.
B
Kijk hier is een parkeerplaats.
C
Kijk hier is een voetbalclinic aan de gang.
D
Kijk hier is een woonerf.

Slide 11 - Quiz


Dit bord betekent:
A
Kijk, hier is een parkeerplaats.
B
Pas op, hier rijden vrachtwagens.
C
Je moet hier zand scheppen.
D
Pas op, hier zijn werkzaamheden.

Slide 12 - Quiz

Wat voor bord is dit?
A
Je mag hier niet-bord
B
Je moet hier-bord
C
Pas op-bord
D
Kijk hier is-bord

Slide 13 - Quiz


Eva nadert een kruising. Er staat een vrachtauto te wachten. Eva en de vrachtauto willen allebei rechtdoor.
Waar kan Eva het beste wachten?
A
Plaats 1
B
Plaats 2
C
Plaats 3
D
Op de stoep

Slide 14 - Quiz


Het is mistig. Johan gaat op de fiets naar basketbaltraining. Welke twee adviezen kun je hem nu het beste geven?

A
Bel regelmatig met je fietsbel en trek felgekleurde/reflecterende kleding aan.
B
Doe je fietsverlichting aan en trek lichtgekleurde kleding aan.
C
Trek lichtgekleurde kleding aan en bel regelmatig met je fietsbel.
D
Doe je fietsverlichting aan en trek felgekleurde/reflecterende kleding aan.

Slide 15 - Quiz

Bas rijdt op een .....
Waaraan zie je dat?

Slide 16 - Open question

Bas moet voorrang krijgen van ...
A
Alleen auto 1
B
Alleen auto 2
C
Beide auto's

Slide 17 - Quiz

Bas krijgt voorrang, maar waarom krijgt hij voorrang van auto 1 en 2?
A
Hij rijdt op een voorrangsweg
B
Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor

Slide 18 - Quiz

Daan wil rechtdoor, de auto wil rechts afslaan.
Wie gaat er eerst?
A
Daan, want hij gaat rechtdoor op dezelfde weg.
B
Daan, want hij komt van rechts.
C
De auto, want die gaat rechtsaf.
D
De auto, want die moet altijd voorrang krijgen op een rotonde.

Slide 19 - Quiz

Lucie wil rechtdoor. Welke twee zinnen zijn waar?
A
Lucie hoeft niet te stoppen.
B
Lucie moet goed kijken of Nathan haar voor laat gaan.
C
Lucie moet Nathan voor laten gaan.
D
Lucie moet stoppen.

Slide 20 - Quiz

Lucie moet voorrang geven aan ...
A
Alleen de auto
B
Alleen James
C
Beide

Slide 21 - Quiz

James moet voor
... stoppen
A
Alleen de auto
B
Alleen Lucia
C
Niemand

Slide 22 - Quiz

De auto moet
... voor laten gaan
A
Alleen James
B
Alleen Lucia
C
Niemand

Slide 23 - Quiz


Sanne rijdt met haar skelter.
Wat kan zij het beste doen?
A
Zorgen voor verlichting om gezien te worden.
B
Zorgen voor een fietsbel om gehoord te worden.
C
Zorgen voor voldoende snelheid om niet te hinderen.

Slide 24 - Quiz


Jeno wil oversteken. Het verkeerslicht springt net op groen. Van links komt een fietser. Waar moet Jeno rekening mee houden?
A
Dat hij de fietser voor moet laten gaan.
B
Dat hij aan de overkant is voordat het groene licht gaat knipperen.
C
Dat hij misschien niet wordt voorgelaten door de fietser.

Slide 25 - Quiz


Koen wil oversteken met de step.
De auto wil rechtsaf en de fietser linksaf.
Wie mag eerst gaan?
A
Koen
B
De fietser
C
De auto

Slide 26 - Quiz


Noor loopt met de fiets aan de hand verder. Welke borden geven aan dat zij hier moet lopen?
Er zijn twee antwoorden goed.

( klik 1 van de 2 aan )
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz


De vrachtauto rijdt achteruit.
Welk advies kun je dit meisje het beste geven?
A
Doe een paar stappen terug en laat de vrachtauto voorgaan.
B
Loop maar door, je mag voorgaan.
C
Loop maar even om de vrachtauto heen en steek er vlak voor over.

Slide 28 - Quiz


Jennifer wil rechtdoor.
Wie moet ze voor laten gaan?
A
Niemand, ze mag zelf eerst.
B
Ze moet de motor voor laten gaan.
C
Ze moet de fietser voor laten gaan.
D
Ze moet de fietser en de motor voorlaten gaan.

Slide 29 - Quiz


Martijn gaat naar school. Hij zit achterop de scooter bij zijn moeder. Welk advies kan hij nu het beste geven aan zijn moeder?
A
“Nou mam, ik zou doorrijden, je kunt er best langs rijden.”
B
“Nou mam, ik zou omrijden, je mag hier niet langs.”
C
“Nou mam, ik zou hier parkeren, we kunnen er best langs lopen.”

Slide 30 - Quiz