What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
6.3
6.3
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
13 slides
, with
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
6.3
Slide 1 - Slide
de bloes, de bloezen
Een kledingstuk dat vaak door vrouwen wordt gedragen. Het heeft meestal knopen en een kraag.
Voorbeelden:
Ik koop een rode bloes.
Mijn moeder heeft drie bloezen.
Slide 2 - Slide
een moment alstublieft
Je vraagt beleefd of iemand even wil wachten.
Voorbeelden:
"Kan ik u helpen?" - Ja, een moment alstublieft.
Een moment alstublieft, ik zoek de juiste maat.
Slide 3 - Slide
het feest, de feesten
Een leuke bijeenkomst met muziek, eten en drinken.
Voorbeelden
:
Wij vieren een groot feest.
Het feest is in de avond.
Slide 4 - Slide
de kleding
Alles wat je draagt, zoals een bloes, broek of jas.
Voorbeelden:
Hij koopt nieuwe kleding.
De winkel heeft mooie kleding.
Slide 5 - Slide
de knoop, de knopen
Een klein rond ding op kleding, om iets open of dicht te maken.
Voorbeelden:
Mijn jas heeft een kapotte knoop.
Ik maak de knopen dicht.
Slide 6 - Slide
De maat, de maten
Hoe groot of klein een kledingstuk is.
Voorbeelden:
Welke maat draag jij?
Deze broek is mijn maat.
Slide 7 - Slide
mogen (ik mag, jij mag, hij mag, wij mogen)
Toestemming krijgen om iets te doen.
Voorbeelden:
Ik mag hier niet roken.
Wij mogen naar de winkel.
Slide 8 - Slide
de medewerker, de medewerkers
Iemand die in een winkel of bedrijf werkt.
Voorbeelden:
De medewerker helpt mij met kleding.
De medewerkers zijn vriendelijk.
Slide 9 - Slide
de paskamer, de paskamers
Een ruimte in een winkel waar je kleding kunt passen.
Voorbeelden:
De paskamer is achter in de winkel.
Ik pas mijn nieuwe bloes in de paskamer.
Slide 10 - Slide
passen (ik pas, jij past, hij past, wij passen)
Kijken of kleding goed zit.
Voorbeelden:
Past de jas goed?
Ik pas deze broek.
Slide 11 - Slide
te
Iets is te veel of niet goed.
Voorbeelden:
Deze jas is te groot.
De broek is te duur.
Slide 12 - Slide
trouwen (ik trouw, jij trouwt, hij trouwt, wij trouwen)
Officieel samenleven als man en vrouw of partners.
Voorbeelden:
Zij trouwen op het strand.
Mijn broer trouwt in juni.
Slide 13 - Slide
More lessons like this
Alfa 3 Th 6 kleding
March 2024
- Lesson with
45 slides
NT2
MBO
Studiejaar 3
6.3: kleding kopen
September 2023
- Lesson with
18 slides
NT2
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
251124 WAS Alfa kleding
April 2023
- Lesson with
50 slides
NT2
MBO
Studiejaar 3
zinnen
November 2024
- Lesson with
38 slides
NT2
Basisschool
MBO
Groep 1
WI1 do 13-01-22
January 2022
- Lesson with
32 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
A1 Wi 1 6.1 t/m 6.4 herh en 6.5 en 6.6 nieuw
January 2022
- Lesson with
44 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
6.6 kleding en welk
September 2023
- Lesson with
41 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Meervoud
December 2023
- Lesson with
20 slides
NT2
Beroepsopleiding