Oefenen PTO 4 havo 3

Mini SO | Landschapszones

R

3p
a. Wat zijn geofactoren?
b. Noem de twee belangrijkste geofactoren.


T1


2p

Welke landschappen zijn zichtbaar in de bronnen?

T2


3p
a. Wat betekenen de rode lijnen in de bron? 
b. En wat betekenen de blauwe lijnen?
c. Wat betekent de paarse streepjeslijn in de bron? 

I


2p
In grote lijnen is de breedteligging bepalend voor de landschapzone
die in het gebied voorkomt. Toch zijn er regionale uitzonderingen.
Geef hiervoor een mogelijke verklaring.
1 / 5
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 5 slides, with text slides.

Items in this lesson

Mini SO | Landschapszones

R

3p
a. Wat zijn geofactoren?
b. Noem de twee belangrijkste geofactoren.


T1


2p

Welke landschappen zijn zichtbaar in de bronnen?

T2


3p
a. Wat betekenen de rode lijnen in de bron? 
b. En wat betekenen de blauwe lijnen?
c. Wat betekent de paarse streepjeslijn in de bron? 

I


2p
In grote lijnen is de breedteligging bepalend voor de landschapzone
die in het gebied voorkomt. Toch zijn er regionale uitzonderingen.
Geef hiervoor een mogelijke verklaring.

Slide 1 - Slide

Antwoorden:
1. Schild = Een zeer oud stuk aardkorst van minstens 500 miljoen jaar oud.

2. fout

3. rode lijnen = gem. temperatuur in juli
blauwe lijnen = gem. temperatuur in januari (gemiddeld vergeten= – 1)

4. De rivier is vlak en loopt langzaam af en op. Wegen gaan (als ze er al zijn) over heuvelachtig / bergachtig terrein; in de winter met veel sneeuw en ijs zijn die wegen onberekenbaar.
paarse streepjeslijn = zuidgrens van de permafrost (Permafrost is de permanent bevroren ondergrond).

4. De rivier is vlak en loopt langzaam af en op. Wegen gaan (als ze er al zijn) over heuvelachtig / bergachtig terrein; in de winter met veel sneeuw en ijs zijn die wegen onberekenbaar.



Mini SO | Landdegradatie

R


2p
Benoem drie vormen van landdegradatie;


T1


3p
(1p) Wat zijn geofactoren?
(2p) Welke drie geofactoren bepalen het meest hoe een 
        landschap eruit ziet / kan veranderen.

T2


3p
(1p) Beschrijf het verband tussen ontbossing en bodemerosie;
(1p) Beschrijf het verband tussen overbeweiding en verwoestijning;
(1p) Beschrijf het verband tussen irrigatie en verzilting;

I


2p
Leg uit waarom de gevoeligheid voor landdegradatie verschilt per landschapszone.

Slide 2 - Slide

Houdt PTD aan

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Mini SO | Schaarste

R


2p
Voedsel- en water zullen in toenemende mate schaars worden.
Geef hiervoor ten minste twee oorzaken.

T1


3p
Ga naar: https://www.voedingscentrum.nl/voedselafdruk
Hoe groot is jou voedselafdruk?

T2


3p
Voedsel- en waterschaarste worden regionale problemen;
(1p) Welk werelddeel is het kwetsbaarst voor deze schaarste?
(2p) Leg je antwoord uit met behulp van 2 voorbeelden.

I


2p
De toenemende wereldbevolking zorgt voor voedsel- en waterschaarste
(1p) Bedenk twee mogelijke oplossingen;
(1p) Beoordeel in hoeverre beide oplossingen haalbaar zijn.

Slide 4 - Slide

Houdt PTD aan

LessonUp's
Landschapszones: https://LessonUp.app/invite/h/p32u2i6zLJhNA7w4S 

Landdegradatie: https://LessonUp.app/invite/h/awu94Hu5sZf3MDFix

Overbevolking: https://LessonUp.app/invite/h/ZmMywt7HbgeBjvJf6

Duurzaam leven : https://LessonUp.app/invite/h/fSg9rdYbZmuEBbehD

Extra herhaling: https://LessonUp.app/invite/h/xD83sEYwCamBAPbMF

Slide 5 - Slide

This item has no instructions