In deze les ga je jezelf testen op kennis en kunde over grammatica 9, (Tegenwoordige tijd en Duurvorm van de tegenwoordige tijd) blz. 71 van hoofdstuk 4 Stepping Stones. Dit is de voorbereiding voor de toets van hoofdstuk 4
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Test your self nr.2
In deze les ga je jezelf testen op kennis en kunde over grammatica 9, (Tegenwoordige tijd en Duurvorm van de tegenwoordige tijd) blz. 71 van hoofdstuk 4 Stepping Stones. Dit is de voorbereiding voor de toets van hoofdstuk 4
Slide 1 - Slide
Tegenwoordige tijd
(present simple)
of
de Duurvorm van de tegenwoordige tijd
(present continuous)?
)
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
De shit-regel hoort bij?
A
Present Simple
B
Present Continuous
Slide 5 - Quiz
Jimmy ___ to play games.
A
like
B
likes
Slide 6 - Quiz
You ___ in Holland
A
live
B
lives
Slide 7 - Quiz
It never ___ in Alphen aan den Rijn
A
rain
B
rains
Slide 8 - Quiz
Welke zin staat in de duurvorm van de tegenwoordige tijd?
A
They play football in the garden.
B
Vegetarians don't eat meat.
C
I get up.
D
They are playing football in the garden.
Slide 9 - Quiz
Maak de zin compleet in de duurvorm van de tegenwoordige tijd: She never ___ her homework.
A
do
B
is doing
C
are doing
D
does
Slide 10 - Quiz
Maak de zin compleet in de duurvorm van de tegenwoordige tijd: Why ___ for vacation?
A
are we leaving
B
are we leave
C
we leaving
D
we leave
Slide 11 - Quiz
De "sleutel" Am,are of is + werkwoord + ing hoort bij de
A
tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
de duurvorm van de tegenwoordige tijd
D
de duurvorm van de verleden tijd
Slide 12 - Quiz
Maak de zin compleet in de duurvorm van de tegenwoordige tijd: Look! The birds ___ away!
A
fly
B
flying
C
are fly
D
are flying
Slide 13 - Quiz
Maak de zin in de duurvorm van de tegenwoordige tijd:
We ___ to the pub right now.
A
go
B
are going
C
are go
D
going
Slide 14 - Quiz
Maak de zin in de duurvorm van de tegenwoordige tijd:
Listen! The birds ___ a song!
A
sing
B
singing
C
are sing
D
are singing
Slide 15 - Quiz
Maak de zin in de tegenwoordige tijd:
Our teacher always ___ the grammar.
A
explains
B
is explain
C
explaining
D
is explaining
Slide 16 - Quiz
Choose the Present Continuous.
When ___ for vacation?
A
are we leaving
B
are we leave
C
we leaving
D
we leave
Slide 17 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van de volgende zin: Hij was aan het gamen toen wij kwamen.