voeding en vertering

voeding en vertering.
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

voeding en vertering.

Slide 1 - Slide

voedingsmiddelen
alles wat je eet en drinkt zijn voedingsmiddelen.

voedingsmiddelen zijn opgebouwd uit voedingsstoffen.

Slide 2 - Slide

dierlijk of plantaardig.
voedingsmiddelen kunnen plantaardig of dierlijk zijn.

Voedingsstoffen zijn; eiwitten, koolhydraten, vetten, vitaminen, en mineralen.

Voedingsvezels (in plantaardige voedingsstoffen) helpen bij een goede darmfunctie, de ontlasting wordt dan beter van structuur.



Slide 3 - Slide

functies voedingsstoffen
bouwstoffen: helpen met opbouwen van cellen. Zorgen  voor groei en herstel in het lichaam.
brandstoffen: zorgen voor energie voor beweging etc. (energie komt vrij bij verbranding in de  lichaamscellen)
reservestoffen:  zijn stoffen die opgeslagen worden en later gebruikt worden (meestal als brandstof) 
beschermstoffen: beschermen het lichaam tegen ziektes.

Slide 4 - Slide

Eiwitten
  • Dierlijke eiwitten
  • Plantaardige eiwitten
  • Nodig voor opbouw en groei.
  •  Herstel na verwonding
  •  Bouwstof
  •  Brandstof
  •  reservestof

Slide 5 - Slide

Eiwitten
Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen in je lichaam. Eiwitten zijn nodig voor de vorming van celplasma. Ook voor de opbouw van spieren heb je eiwitten nodig.
Een teveel aan eiwitten in je voeding wordt gebruikt als brandstof. Je lichaam kan eiwitten ook omzetten in vet en dan opslaan als reservestof.
In de afbeelding hiernaast zie je voedingsmiddelen die veel eiwitten bevatten.

Slide 6 - Slide

koolhydraten
glucose, suikers, zetmeel en glycogeen zijn koolhydraten.

ze worden dus het meest gebruikt als brandstof.

ze worden minder vaak gebruikt maar kan wel als bouwstof en reservestof.

Slide 7 - Slide

Glucose
Bij een overmaat aan glucose in het bloed (door een stevige maaltijd) , wordt glucose onder invloed van het hormoon insuline omgezet in glycogeen en opgeslagen in lever en spieren.
Als de hoeveelheid glucose in het bloed daalt (door spieractiviteit en verbranding), dan wordt onder invloed van het hormoon glucagon, de opgeslagen glycogeen weer omgezet naar glucose.
Insuline en glucagon worden door de alvleesklier geproduceerd.

Slide 8 - Slide

Vetten
Vetten zijn brandstoffen, maar kunnen ook dienen als bouwstof en reservestof. 

Verzadigde en onverzadigde vetten. 

Slide 9 - Slide

Onverzadigde vetten = gezond

Verzadigde vetten= ongezond

Slide 10 - Slide

Mineralen 
Mineralen zijn bouwstoffen en dienen ook als beschermende stof. 

Mineralen worden ook wel zouten genoemd. 
  • Calcium (kalk)
  • Natrium
  • Magnesium
  • IJzer

Slide 11 - Slide

- Vitaminen
Bouwstoffen of beschermende stoffen. 
Bij tekort aan vitaminen word je ziek. 
Zitten in kleine hoeveelheden 
in voedingsmiddelen.

Slide 12 - Slide

Voedingsvezels
Voedingsvezels zijn nodig voor een goede darmwerking. Voedingsvezels komen voor in de celwanden (cellulose) van plantaardige producten, zoals groenten en fruit

Slide 13 - Slide

voedingsstof met hun functies.

Slide 14 - Slide

verteringsstelsel
De vertering van voedingsmiddelen begint bij de mond en eindigt bij de kont!

de route van het voedsel is als volgt: mondholte-slokdarm-maag-twaalfvingerige darm- dunne darm-dikke darm- endeldarm- anus.

Slide 15 - Slide

Typen vertering

-1- Mechanische vertering
Hierbij wordt dmv spieren het voedsel kleiner gemaakt en gekneed
Hierdoor groter oppervlak waarop enzymen in kunnen werken. Tanden in de mond vergroten het oppervlak van het voedsel, zodat spijsverteringssappen beter kunnen inwerken
-2- Chemische vertering
Hierbij wordt het voedsel bewerkt dmv enzymen , zie voor uitleg enzymen de les "vertering ; hoe werken enzymen" en de les "enzymen"

Slide 16 - Slide

vertering
Het doel van de spijsvertering is dat voedingsstoffen die in voedingsmiddelen zitten dusdanig afgebroken worden dat deze in het bloed opgenomen kunnen worden. Eenmaal opgenomen in het bloed, kunnen ze vervoerd worden naar alle cellen in het lichaam


Slide 17 - Slide

verteringssappen.
Verteringssappen bevatten enzymen
 een enzym helpt om voedingsmiddelen af te breken tot voedingsstoffen.
enzymen versnellen de vertering (Katalysator). 
Niet elk enzym past op iedere voedingsstof. Enzymen hebben dus specifieke functie.

De verteringssappen  worden in verteringsklieren gemaakt: speekselklieren-maagsapklieren-lever-alvleesklier-darmklieren

Slide 18 - Slide

Verteringssappen
Speekselklieren: Amylase verteert zetmeel/koolhydraten
Maagsapklieren: zoutzuur en pepsine verteert eiwitten
Lever: gal om vetten oplosbaar te maken
Alvleesklier: Amylase (koolhydraten), peptidase(eiwitten) en lipase (vetten)
Darmsapklieren: Amylase, peptidase en lipase

Slide 19 - Slide

Eindproducten van de vertering
Koolhydraten ----> glucose
Eiwitten -------> aminozuren
Vetten ---------> vetzuren
Glucose en aminozuren worden via de darmwand opgenomen in het bloed en de vetten worden via de darmwand opgenomen in de lymfevaten

Slide 20 - Slide

begin vertering.
in de mondholte begint de vertering.
de tanden zorgen voor oppervlakte vergroting van het voedsel. De enzymen kunnen zo meer plekken bereiken, de vertering verloopt dan sneller.

Slide 21 - Slide

mondholte.
vertering start in de mond.
in de mond liggen speekselklieren die een enzym genaamd Amylase uitscheiden-> 
speeksel verteert zetmeel.

tong duwt het eten de slokdarm in.
het strotklepje sluit de luchtpijp af bij het doorslikken.

Slide 22 - Slide

maag
de maag is constant in beweging door het samentrekken van de kringspieren en lengtespieren in de wand van de maag. 
de kringspier aan het einde van de maag (maagportier) laat af en toe voedsel uit de maag naar de twaalfvingerige darm. de maag dient daarom als een tijdelijke opslag plaats. 

in de wand van de maag zitten maagsapklieren deze produceren maagsap. maagsap bestaat uit water, zoutzuur en enzymen zoals Pepsine. Maagsap heeft een lage zuurgraad PH2/3, dat doodt bacteriën. Pepsine en maagzuur verteren eiwitten.

Slide 23 - Slide

twaalfvingerige darm
na de maag komt de voedselbrei terecht in de twaalfvingerige darm.

de lever en de alvleesklier zijn verbonden aan de twaalfvingerige darm.

na de twaalfvingerige darm komt het eten terecht in de dunne darm.

Slide 24 - Slide

lever
De lever produceert gal.

 Gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas. 
Via de galbuis komt het gal in de twaalfvingerige darm 
Gal emulgeert de vetten uit de spijsbrei

Slide 25 - Slide

emulgeren 
gal emulgeert vetten.

Vet lost niet op in water in plaats daarvan vormen zich grote vetdruppels. 

Gal breekt de grote vetdruppels af in kleinere druppels zodat ze beter verteerd kunnen worden.

Slide 26 - Slide

alvleesklier
De alvleesklier produceert alvleessap dat
 eiwitten, koolhydraten en vetten afbreekt.
Lipase;  vetten 
Amylase;  koolhydraten 
Peptidase: eiwitten

Slide 27 - Slide

darmperistaltiek
De beweging van de darmen noemen we darmperistaltiek.  Voedingsvezels bevorderen de darmperistaltiek.
De darmwand bestaat uit kringspieren en lengtespieren.
De lengtespieren ontspannen zich net voor voor het voedsel zodat er ruimte ontstaat. De kringspier spant zich vervolgens aan (knijpbeweging) achter het voedsel. Hierdoor verplaatst het voedsel naar het betreffende verteringsorgaan

Slide 28 - Slide

dunne darm
De dunne darm is ongeveer 8 meter lang.
In de darmwand zitten darmsapklieren die darmsappen (enzym) produceren. deze verteren eiwitten, koolhydraten en vetten. 
In de darmwand zitten kring- en lengte spieren, die peristatltische bewegingen maken om de voedselbrij voort te bewegen.

de wand van de dunne darm is  sterk geplooid, waardoor het opnemen oppervlag vergroot wordt.  Deze plooien/ uitstulpingen met een dunne wand noemen we darmvlokken
In de darmvlokken zitten bloedvaten die de verteerde voedingsstoffen kunnen opnemen om deze naar de cellen van het lichaam te vervoeren.

In de dunne darm wordt water en de verteringsproducten opgenomen in het bloed.

Slide 29 - Slide

blinde darm
De overgang van de dunne darm naar de dikke darm noemen we de blinde darm.

Bij een blinde darm ontsteking is het wormvormige aanhangsel ontstoken. De blinde darm heeft geen functie.

Slide 30 - Slide

dikke darm
De dikke darm is 1,5 meter lang
In de dikke darm wordt vocht opgenomen, zodat de restanten van de spijsbrei zachter worden. De colibacterie zorgt hier voor opname  van vitamine K in het lichaam.
Na het passeren van de dikke darm wordt de ontlasting tijdelijk opgeslagen in de endeldarm waarna het via de anus het lichaam verlaat.

Slide 31 - Slide

Eindproducten van de vertering
Om de voedingstoffen via de darmwand in het bloed (en in de lymfe) op te kunnen nemen, dienen de voedingsstoffen zo klein mogelijk te worden.
Eiwitten worden verteerd tot aminozuren (opgenomen in het bloed)
Vetten worden verteerd tot vetzuren (opgenomen in de lymfe)
Koolhydraten (zetmeel) worden verteerd tot glucose (opgenomen in bloed)

Slide 32 - Slide




Bouw van het gebit

Slide 33 - Slide

Planteneters
  • Planteneters worden herbivoren genoemd.
  • Planteneters hebben een lang darmkanaal (celwand is van cellulose en moeilijk af te breken -> bacterien)
  • Planteneters hebben plooikiezen.
  • Hoektanden ontbreken.

Slide 34 - Slide

planteneters
Planteneters.
Taaie celwanden.
Plooikiezen.
Harde richels.

Slide 35 - Slide

Vleeseters

Slide 36 - Slide

Vleeseters
  • Vleeseters worden carnivoren genoemd.
  • Vleeseters hebben een kort darmkanaal (geen celwanden om te verteren).
  • Vleeseters hebben knipkiezen.
  • Hoektanden groot, spits en scherp.

Slide 37 - Slide

Alleseters
Alleseters = Omnivoren

Hebben een middellang darmkanaal

Hebben knobbelkiezen

Slide 38 - Slide

Alleseters hebben knobbelkiezen

Slide 39 - Slide

Gebitsverzorging
Door voedsel, speeksel en bacteriën ontstaat elke dag een laag tandplak.

Tast je gebit aan tot tandbederf. 

Zure stoffen zorgen voor tanderosie. 

Slide 40 - Slide