vwo 3 Unit 1.3

Welcome
v3
1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welcome
v3

Slide 1 - Slide

Test in test week:
Take your laptop to class 
With a full battery 
With earplugs/headphone 

Slide 2 - Slide

Learnbeat

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

past   - present perfect
 
?    ?    ?
    

Slide 5 - Slide

kort samengevat
Past: in het verleden begonnen EN geëindigd.

Present Perfect: in het verleden begonnen en 
-nog bezig of 
-resultaat is nu zichtbaar.
I have walked 

Slide 6 - Slide

Past
De past is om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd maar nu is afgelopen.
Dat kun je zien omdat er een tijd wordt genoemd, wanneer het gebeurde. 

Dit noem je een tijdsbepaling.

Slide 7 - Slide



voorbeelden van tijdsbepalingen


Yesterday

Last month

last week

this morning

two weeks ago

last night

last year

during World War II

on Sunday





vervoeging van de werkwoorden

ww + ed  bij regelmatige werkwoorden

  • - y    wordt     - ie   : carry - carried
  • grab   wordt    grabbed
  • stop   wordt    stopped
  • travel  wordt  travelled


uitzondering = onregelmatige werkwoorden 

die moet je LEREN !

  • go - went - have gone
  • do - did - have done
  • write - wrote - have written

  En ook:

  -vragen naar tijd (when?)
  -vage aanduidingen (when I was young, back then)
  - alle zinsdelen die beginnen met "when"
  - een context die in de verleden tijd staat
      voorbeeld: I met him during my holiday
      It was raining a lot. We visited many museums.

Slide 8 - Slide

de verleden tijd - the past tense
2e rijtje
 regular : + ed                                       irregular: learn! 
hele ww       verleden     voltooid deelw.      hele ww   verleden      voltooid deelw.
(= p. 285 of your book)

Slide 9 - Slide

past   - present perfect
 
?    ?    ?
    
I have worked on a picture for 5 years now.

Slide 10 - Slide

Present Perfect 

Slide 11 - Slide

The house is empty. John has gone out.

Slide 12 - Slide

een actie die in het verleden is begonnen met een resultaat dat nu merkbaar is. 

They are not at home now: they have left.
?

Slide 13 - Slide

Let op de SIGNAALwoorden
Er zijn SIGNAALwoorden die je verklappen dat je de present perfect moet gebruiken.
Tijdsduur (nog bezig)           Korte bijwoorden (al gebeurd)
How long?                                  For                Just                    
Always                                         Yet                 Already             
Since                                            Never           Since                 
For                                                 Ever                                           

Slide 14 - Slide

Zo maak je de present perfect

bij REGELMATIGE werkwoorden

Slide 15 - Slide

... bij ONREGELMATIGE werkwoorden






                              
  voltooid deelwoord = 3e rijtje
(= p. 285 book)
                                                                                                

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

kort samengevat
Past Simple: in het verleden begonnen EN geëindigd.

Present Perfect: in het verleden begonnen en 
-nog bezig of 
-resultaat is nu zichtbaar.
I have walked 

Slide 25 - Slide

Wil je nog meer uitleg op de vraag "hoe kun je zien of je de Past Simple of Present Perfect nodig hebt en hoe maak je die?"

Kijk dan thuis nog een keer naar het volgende schema en een uitlegfilmpje voor een vergelijking tussen beide tijden in eenvoudig Engels.


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

 Nu ga je testen of je het weet...


Tien quizvragen !

Slide 29 - Slide

The police ____ (arrest) two people early this morning.
A
arrested
B
have arrested

Slide 30 - Quiz

Dan ____ already ____(buy) two tablets this year.
A
did buy
B
has bought

Slide 31 - Quiz

How many games ____your team____ (win) this season?
A
did win
B
has won

Slide 32 - Quiz

There____(be) an accident in High Street, so we have to use King Street to get to your school.
A
has been
B
was

Slide 33 - Quiz

____you____ (visit) the CN Tower when you ____ (stay) in Toronto
A
Did you visit / have stayed
B
Did you visit / stayed
C
Have you visited / stayed
D
Have you visited / have stayed

Slide 34 - Quiz

____ you ____(do) your homework yet? Yes I ____(finish) it an hour ago!
A
Did you do / finished
B
Did you do/ have finished
C
Have you done / finished
D
Have you done / have finished

Slide 35 - Quiz

I ____(not see) Peter since I ____(arrive) last Tuesday.
A
did not see / have arrived
B
have not seen / arrived
C
did not see / arrived
D
have not seed / have arrived

Slide 36 - Quiz

Frank ____ (get) his bike last May. So he ____ (have) it for 4 months.
A
got / had
B
has got / had
C
got / has had
D
has got / has had

Slide 37 - Quiz

I'm sorry, I ____ (not write) earlier, but I ____ (be) busy recently.
A
didn't write / have been
B
didn't write / was
C
haven't written / was
D
haven't written / have been

Slide 38 - Quiz

She____(go) to Japan last year, but now she____ (come) back.
A
has gone / has come
B
has gone / has come
C
went / has come
D
went / came

Slide 39 - Quiz

(Too) many mistakes?
Ask!
Do the exercise on the next slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link

Online malmberg
Do the versterk jezelfs and woordtrainers online in malmberg

Slide 43 - Slide