What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
herhaling werkwoorden
uitgangen werkwoorden
op -er
1 / 40
next
Slide 1:
Mind map
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
uitgangen werkwoorden
op -er
Slide 1 - Mind map
je
tu
ils
vous
nous
e
ons
ez
ent
es
Slide 2 - Drag question
hoe vind ik de stam van een werkwoord op -er ?
vul aan: werkwoord
Slide 3 - Open question
stappenplan ww op -er
1. vind de stam
2. wat staat er voor de stam?
3 kies de juiste uitgang
4. zet de uitgang bij de stam
Slide 4 - Slide
nous (parler)
A
parler
B
parlez
C
parlons
D
parle
Slide 5 - Quiz
ils (commencer)
A
commencer
B
commencez
C
commencent
D
commence
Slide 6 - Quiz
Marie (donner)
A
donne
B
donnes
C
donnons
D
donnent
Slide 7 - Quiz
de ontkenning
Slide 8 - Slide
hoe vertaal ik :
niet/geen
Slide 9 - Open question
wat is de volgorde van een ontkennende zin?
A
ne persoonsvorm pas
B
ne onderwerp pas
Slide 10 - Quiz
voorbeeld ontkennende zin
je ne parle pas français
tu n'as pas un frère
Slide 11 - Slide
maak de volgende zin ontkennend:
ma soeur parle beaucoup
Slide 12 - Open question
Le pronom personnel
Je gebruikt het persoonlijk voornaamwoord
(
le pronom personnel
)
om te verwijzen naar 1 of meerdere
mensen / dieren / dingen
Slide 13 - Slide
Nederlands
ik
jij
hij
zij
we
Frans
je
tu
il
elle
on
Slide 14 - Slide
Nederlands
wij
jullie
zij
zij
Frans
nous
vous
ils
elles
Slide 15 - Slide
ils
- een groep jongens
- een groep jongens en meisjes
elles
- een groep van alleen maar meisjes
Slide 16 - Slide
De persoonlijke voornaamwoorden gebruik je
samen met een vorm van een werkwoord.
Slide 17 - Slide
Sleep de juiste vertalingen naar het juiste persoonlijk voornaamwoord
il
nous
vous
elle
tu
je
wij
zij
ik
jullie
jij
hij
Slide 18 - Drag question
Welk woord is geen persoonlijk voornaamwoord?
A
nous
B
vous
C
oui
D
ils
Slide 19 - Quiz
Zij (meervoud/vrouwelijk)
A
Elles
B
Elle
C
Il
D
Ils
Slide 20 - Quiz
Wat betekenen de persoonlijk voornaamwoorden ils/elles? En wat is het verschil tussen deze twee?
Slide 21 - Open question
Koppel de Nederlandse persoonlijke voornaamwoorden aan de Franse.
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WE
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES
Slide 22 - Drag question
Frans
Nederlands
Wij
De meisjes
Jullie
De leerlingen
Jij
Mohammed
Myriam
Ik
Iedereen
Meneer Leclerc
Nous
Elles
Vous
Ils
Tu
Il
Elle
Je
On
Slide 23 - Drag question
avoir
=
hebben
Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
avons
ont
ai
avez
as
a
Slide 24 - Drag question
Wat betekent avoir?
A
hebben
B
zijn
C
gaan
D
doen/maken
Slide 25 - Quiz
Kies het juiste persoonlijk voornaamwoord:
'.....ai 12 ans'.
A
Tu
B
Je
C
J'
D
Il
Slide 26 - Quiz
le futur proche
Slide 27 - Slide
Wat voor tijd
zou " le futur"
kunnen zijn?
Slide 28 - Mind map
le futur proche
de nabije toekomst. Dat gebruik je wanneer je iets gelijk nadat je het zegt, gaat doen.
Bijvoorbeeld: Ik
ga
mijn kamer
opruimen
Exemple: Je
vais ranger
ma chambre.
Slide 29 - Slide
Stap 1
: leer het rijtje van "
aller
"
je
vais
tu
vas
il / elle/ on
va
nous
allons
vous
allez
ils / elles
vont
ik
ga
jij
gaat
hij / zij / men
gaat
wij
gaan
jullie / u
gaan / gaat
zij [mmv / vmv]
gaan
Slide 30 - Slide
sleep de juiste vorm van aller & de vertalingen naar de juiste persoon
Je
Tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
vont
allons
vais
vas
va
allez
ik
jij
hij / zij / men
wij
jullie / u
zij [mmv / vmv
Slide 31 - Drag question
Stap 2
Om de futur proche te maken doe je het volgende:
vorm van aller + heel werkwoord
Bijvoorbeeld: Elle
va danser
avec sa copine
Vertaling: Zij
gaat
met haar vriendin
dansen
Slide 32 - Slide
Let op!!!
In het Frans plaatsen we de werkwoorden
bij elkaar
In het Nederlands zeggen we:
Zij
gaat
met haar broer
zingen
In het Frans zeggen we:
Elle
va chanter
avec son frère.
Slide 33 - Slide
De zinsvolgorde is dan:
onderwerp
vorm van aller
heel ww
rest v.d. zin
Nous
allons
écouter
de la musique
Ma mère
va
manger
une pomme
Slide 34 - Slide
Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
vorm van aller
hele
werkwoord
rest
van de zin
Ils
vont
acheter
des pantalons
Slide 35 - Drag question
Let op
Als je een zin
ontkennend
maakt, dan zet je ne... pas om het
1e
werkwoord in de zin. Dus:
onderwerp
ne
vorm van aller
pas
heel ww
rest v.d. zin
Nous
n'
allons
pas
écouter
de la musique
Ma mère
ne
va
pas
manger
une pomme
Slide 36 - Slide
Zet de woorden op de juiste volgorde in de zin
Onderwerp
ontkenning
vorm van aller
ontkenning
hele ww
rest v.d. zin
Ils
vont
acheter
de pantalons
ne
pas
Slide 37 - Drag question
Zet het werkwoord in de futur proche:
Elle [ manger ]
A
Elle aller manger
B
Elle va manger
C
Elle vais manger
D
Elle va mange
Slide 38 - Quiz
Slide 39 - Video
Faire:
Slide 40 - Slide
More lessons like this
herhaling werkwoorden
September 2022
- Lesson with
52 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Intro 3HV - Intro (semaine 37)
September 2022
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Aller en de future proche
April 2024
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Aller + futur proche
April 2024
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1mh: H5 herh + verdieping Aller + futur proche
March 2021
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 1
aller et futur proche
April 2022
- Lesson with
14 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
etre/avoir/er/faire/aller present pc
December 2023
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Intro 2HV - Intro (semaine 37)
September 2022
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2