Voorbereiding T2 - Grammatica 1,3,6, Taal 2 en 6 (2 havo)

Voorbereiding T2 (Grammatica 1, 3,6, Taal 2 en 6)
Ga zitten volgens de plattegrond
Houd je laptop nog in je tas
Na het lezen starten we met de lesson-up

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Voorbereiding T2 (Grammatica 1, 3,6, Taal 2 en 6)
Ga zitten volgens de plattegrond
Houd je laptop nog in je tas
Na het lezen starten we met de lesson-up

Slide 1 - Slide

HOE ZAT HET OOK ALWEER?

Slide 2 - Slide

Er is een kern van doen 

heeft altijd een werkwoordelijk gezegde (WG) --> alle werkwoorden in de zin

Altijd een Zelfstandig Werkwoord (ZWW), soms ook Hulpwerkwoorden (HWW)

Voorbeeld: zij wil in de supermarkt werken. (WG = wil werken, ZWW = werken, HWW = wil)


Er is een kern van zijn

heeft altijd een naamwoordelijk gezegde (NG), dit bestaat uit
- Naamwoordelijk deel: kenmerk of eigenschap van het onderwerp
- Werkwoordelijk deel: alle werkwoorden.

Heeft altijd een koppelwerkwoord (KWW) en soms ook Hulpwerkwoorden (HWW) 

Slide 3 - Slide

Sleep de zinnen naar de juiste categorie 
Kern van doen (zin heeft een werkwoordelijk gezegde)
Kern van zijn (zin heeft een naamwoordelijk gezegde)
Hij blijkt een goede voetballer te zijn
Zij schuurde het bankje met schuurpapier
De soep bleek helemaal mislukt
Zij is haar hele leven docent geweest
Feestjes bij de technoclub Berghain schijnen altijd heel leuk te zijn
Duuk schijnt fan van korte broeken te zijn
Zij zouden graag het stadscentrum willen gaan bekijken
Silya praat heel af en toe met haar buurvrouw.
Dit klaslokaal is soms een beetje muf. 

Slide 4 - Drag question

De zin 'hij heeft heel lang op haar gewacht' heeft een...
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 5 - Quiz

De zin 'het restaurant is al jaren gesloten' heeft een...
A
Naamwoordelijk gezegde
B
Werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quiz

'Dit jaar worden zij waarschijnlijk weer kampioen' deze zin heeft een kern van ... en heeft dus een ...
A
Kern van zijn, naamwoordelijk gezegde
B
Kern van doen, naamwoordelijk gezegde
C
Kern van zijn, werkwoordelijk gezegde
D
Kern van doen, werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quiz

De leraar blijft voorlopig afwezig
A
WG
B
NG

Slide 8 - Quiz

Een zin met een naamwoordelijk gezegde (en dus een kern van zijn) heeft altijd een koppelwerkwoord. Vul aan: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, ...
A
toeteren
B
willen
C
schaven
D
schijnen

Slide 9 - Quiz

Het naamwoordelijk gezegde geeft aan wat het onderwerp is of wordt of blijft
A
Waar
B
Onwaar

Slide 10 - Quiz

Een zin met een
NG heeft altijd een Lijdend Voorwerp
Hint: een lijdend voorwerp ondergaat een handeling/activiteit. Voorbeeld: hij beklom de berg. De berg ondergaat de activiteit van het klimmen, de berg zelf doet niks. 
A
Waar
B
Onwaar

Slide 11 - Quiz

Hoort bij de foto op de achtergrond een NG of een WG, leg in een korte zin uit waarom.

Slide 12 - Open question


'Het restaurant bleek gesloten' --> Naamwoordelijk gezegde: bleek [gesloten]
Ronaldo is een goede voetballer --> Naamwoordelijk gezegde: 'is [een goede voetballer]

Schrijf nu het naamwoordelijk gezegde op van deze zin, gebruik vierkante haakjes: 'zij is zwemmer'
'

Slide 13 - Open question

'De racefietser is kampioen.' wat is het NG
A
is [kampioen]
B
wordt [kampioen]
C
blijkt
D
schijnt

Slide 14 - Quiz

Het gebouw blijkt gesloten te zijn. Wat is het NG?
A
Blijkt [gesloten] te zijn
B
blijkt
C
Gesloten
D
Restaurant

Slide 15 - Quiz

Schrijf het naamwoordelijk gezegde op van deze zin: hij wordt later koning

Slide 16 - Open question

Schrijf het NG op van deze zin: is jouw moeder altijd zo actief geweest bij de tennisclub?

Slide 17 - Open question

Noteer het NG: 'Het kasteel wordt meer dan 200 miljoen waard'

Slide 18 - Open question

'Beurse appels kunnen vaak niet meer worden verkocht.' Wat is hier het zelfstandig werkwoord?
Hint: ZWW geeft de activiteit aan
A
kunnen
B
appels
C
worden
D
verkocht

Slide 19 - Quiz

Wat is hier het zelfstandig werkwoord: zij zou heel erg graag meer uren willen werken.
A
Zou
B
Willen
C
Heel
D
Werken

Slide 20 - Quiz

'De groep vakantiegangers zou het liefst gaan vliegen'. Wat is 'zou' hier?
Hint: HWW helpt de zin maken. Voorbeeld: hij zou hebben willen werken. 
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Quiz

Een koppelwerkwoord koppelt een eigenschap/kenmerk aan het onderwerp
A
Waar
B
Onwaar

Slide 22 - Quiz

Elke zin heeft altijd een ZWW
A
Waar
B
Onwaar

Slide 23 - Quiz

Een vaste opsomming (die je dus niet in een andere volgorde kunt zetten) zoals 'bloed, zweet en tranen' is een
A
Tegenstelling
B
Drieslag
C
Opsomming
D
Hyperbool

Slide 24 - Quiz

John F Kennedy zei voorafgaand aan de maanlanding 'we do this not because it's easy, but because it's hard' (we doen dit niet omdat het makkelijk is, maar omdat het moeilijk is). DIt is een voorbeeld van:
A
Hyperbool
B
Tegenstelling
C
Climax
D
Drieslag

Slide 25 - Quiz

Op het schilderij zie je fietsers, auto's, scooters, brommers, driewielers en racefietsen'. Dit is een:
A
Drieslag
B
Hyperbool
C
Climax
D
Opsomming

Slide 26 - Quiz

Vul aan: hij heeft veel invloed hier, je zou kunnen zeggen dat hij een flinke ... in de pap heeft.
A
Knie
B
Vinger
C
Elleboog
D
Hand

Slide 27 - Quiz

Je kunt zeggen 'hij legt op iedere slak zout' maar je kunt ook zeggen 'zij leggen op iedere slak zout'. Een uitdrukking kun je dus aanpassen aan de zin (enkelvoud-meervoud, tegenwoordige tijd-verleden tijd enzovoorts), en is daarmee niet vaststaand.
A
Dit klopt
B
Dit klopt niet
C
Meneer Breedveld zit te zwetsen
D
Wat een kletskoek

Slide 28 - Quiz

Zij heeft eindelijk een relatie met die leuke jongen, zij zit op een ... wolk
A
paarse
B
gouden
C
rode
D
roze

Slide 29 - Quiz