Verwijswoorden

Welkom
Pak een leesboek of tijdschrift.
Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon uit?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je boek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom
Pak een leesboek of tijdschrift.
Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon uit?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je boek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.

Slide 1 - Slide

Deze les
- grej of the day
- herhalen theorie
- tekst lezen + opdrachten maken
- opdrachten bespreken
- uitleg verwijswoorden
- zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Video

Lees de tekst die je hebt gekregen.

timer
5:00

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Opdrachten bij de tekst
1. Maak groepjes van 3 of 4.
2. Verdeel de rollen: de tijdbewaker, de 'opschrijver', de presentator, de regisseur.
3. Ga met elkaar nadenken over de vragen (krijg je zo). 
4. Schrijf de antwoorden op een blaadje.
5. Laat straks de antwoorden horen aan de klas.

Slide 7 - Slide

Opdrachten bij de tekst
Kaartjes van Aiden: zie stencil.
Stapel A.
Om beurten een kaartje pakken, voorlezen en beantwoorden. Daarna is de volgende aan de beurt.

Slide 8 - Slide

Opdrachten bij de tekst
Kaartjes van Aiden: zie stencil.
Stapel B.
De groepsleider pakt het bovenste kaartje en leest het voor.
Iedereen schrijft het antwoord op (ook de groepsleider).
Groepsleider bespreekt de antwoorden.
De volgende speler is nu de groepsleider.
Dit gaat door totdat iedereen een keer groepsleider is geweest.

Slide 9 - Slide

Verwijswoorden
  • Verwijswoorden

Slide 10 - Slide

Doel
  • Je weet wat verwijswoorden zijn.
  • Je kunt verwijswoorden herkennen in een tekst.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Zelfstandig werken 2Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Startopdracht blz. 118, klassikaal maken.
Maken: opdracht 1, 2, 3, 4 op blz. 119.


Hoe
opdracht 1 en 2 en 3 in alleen en in stilte maken.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 15 - Slide

Zelfstandig werken 2Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Maken: opdracht 4 t/m 10 op blz. 120-121.


Hoe
Je mag samenwerken.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 16 - Slide

Signaalwoord
Verwijswoord
echter
bovendien
hoewel
en
hij 
zij
die
dat

Slide 17 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 18 - Drag question

Heb je het idee dat je met behulp van de Leesvaardigheid lessen goed voorbereid bent op de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll