Havo 1 Oefentoets H2

Oefentoets
Hoofdstuk 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefentoets
Hoofdstuk 2

Slide 1 - Slide

Grammatica

Slide 2 - Slide

Kan het onderwerp uit meerdere zinsdelen bestaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Kan het werkwoordelijk gezegde uit één werkwoord bestaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Verdeel de zin in met een / in zindelen. De komende dagen houden we koud weer.

Slide 5 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
De komende dagen houden we koud weer.

Slide 6 - Open question

Wat is het onderwerp?
De komende dagen houden we koud weer.

Slide 7 - Open question

Verdeel de zin in zinsdelen.
Wie maakt dat werkstuk voor mij?

Slide 8 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Wie maakt dat werkstuk voor mij?

Slide 9 - Open question

Wat is het onderwerp?
Wie maakt dat werkstuk voor mij?

Slide 10 - Open question

Internet zorgt er soms voor dat mensen gekke dingen gaan doen?
Welke werkwoordsvorm is zorgt?
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Hele werkwoord
D
Onvoltooid deelwoord

Slide 11 - Quiz

Internet zorgt er soms voor dat mensen gekke dingen gaan doen?
Welke werkwoordsvorm is gaan?
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Hele werkwoord
D
Onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

Internet zorgt er soms voor dat mensen gekke dingen gaan doen?
Welke werkwoordsvorm is doen?
A
Persoonsvorm
B
Voltooid deelwoord
C
Hele werkwoord
D
Onvoltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

Is deze zin congruent of incongruent?
Softdrugs wordt niet verkocht in deze zaak.
A
Congruent
B
Incongruent

Slide 14 - Quiz

Is deze zin congruent of incongruent?
Een grote groep leerlingen liepen de klas uit.
A
Congruent
B
Incongruent

Slide 15 - Quiz

Spelling

Slide 16 - Slide

Wat is de juiste vervoeging?
Hij (ontkennen).
A
ontken
B
ontkent
C
ontkend

Slide 17 - Quiz

Wat is de juist vervoeging?
Hij heeft (ontkennen).
A
ontken
B
ontkent
C
ontkend

Slide 18 - Quiz

Wat is de juist vervoeging?
Het meisje (beantwoorden).
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging?
(Melden) je om 8 uur bij de conciërge!
A
Meld
B
Meldt
C
Melt

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging?
Op het laatste moment heeft hij toch nog alles (bekennen).
A
beken
B
bekent
C
bekend

Slide 21 - Quiz

Wat is de juist vervoeging?
Ik hoop maar dat ik deze laatste vraag goed (beantwoorden).
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 22 - Quiz

Taalverrijking

Slide 23 - Slide

Het woord ‘wapenstilstandsonderhandelingen’ is een samenstelling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Samenstelling of afleiding?
Kleinigheid
A
Samenstelling
B
Afleiding

Slide 25 - Quiz

Samenstelling of afleiding?
Afvalverwerking
A
Samenstelling
B
Afleiding

Slide 26 - Quiz

Samenstelling of afleiding?
Gesprekken
A
Samenstelling
B
Afleiding

Slide 27 - Quiz

Maak een samenstelling met het woord trein.

Slide 28 - Open question

Maak een afleiding met het woord vriend.

Slide 29 - Open question

Maak een afleiding van het woord geur.

Slide 30 - Open question

Maak een samenstelling met het woord apparaat.

Slide 31 - Open question