ABR7 17.03.2025

• Anders
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom!

17.03.2025

Planning

• Terugblik
• Rest 2.1
• 2.2
• KNM  

Terugblik

• Bespreken HW
• 2.1 opdr. 16 (blz. 49/online) --> vragen? 
• Opdracht ''Een feest in jouw land.''

2.1

• Bekijk opdr. 19
• Pak werkblad 2.1b(1)
• Maak een tweetal
• Cursist A stelt een vraag.
• Cursist B geeft antwoord en gebruikt een tweede werkwoord.
• Draai de rollen om. 

2.1

• Maak tweetallen
• Praat samen: opdr. 20 

2.1

• Maak tweetallen
• Pak een stapel kaartjes (2.1b)
  
• Bekijk de praatplaat ''Het hobbyhuis''
  
• Maak samen zinnen met de kaartjes. 

2.1

• Bekijk het rode blokje op blz. 50
• Het werkwoord ''laten'' + een tweede werkwoord (hele werkwoord)
• Hiermee kun je vertellen over dat iemand anders iets doet bij of voor het onderwerp van de zin. 
• Bijvoorbeeld: Eva laat haar ramen wassen. / Samir laat zijn auto controleren.
• Eva wast haar ramen niet zelf, maar iemand anders wast ze.
• Samir controleert zijn auto niet zelf, maar iemand anders controleert de auto. 

2.1

• Eva laat haar ramen wassen door de glazenwasser. 
• Samir laat zijn auto controleren door de automonteur. 
• Wil je iets zeggen over wie het doet?
• Dan gebruik je het woord ''door''

2.1

• Schrijf zinnen op. Gebruik de volgende combinaties:
• laten maken
• laten bakken
• laten schoonmaken
• laten wassen
• laten versieren
• laten schilderen
• laten repareren 

2.1

• Werk zelfstandig:
• Bekijk de afbeeldingen bij opdr. 23
• Welke horen bij elkaar?  
• Maak opdr. 23
• Maak opdr. 24 
• Bespreken

2.1

• Klassikaal: opdr. 25

Ziek zijn

2.2

• Maak opdr. 28 zelfstandig
• Bespreken 

2.2

• Blauwe woorden
• Samen lezen tekst op blz. 53+54 

2.2

• Lees de tekst op blz. 53 en 54 nog een keer
  
• Maak zelfstandig opdr. 29
• Bespreken

2.2

• Maak zelfstandig opdr. 30, 31 + 32
• Bespreken 

2.2

• Maak tweetallen
• Bekijk de vragen bij opdr. 33
• Bespreek samen de vragen 
• Bespreken

2.2

• Blijf in de tweetallen zitten
• Bekijk samen de woorden op blz. 34
• Maak samen zinnen met de woorden
• Bespreek de zinnen met een ander tweetal
• Bespreken 

2.2

• Maak nieuwe tweetallen
• Bekijk de vragen bij opdr. 35
• Bespreek samen
• Klassikaal bespreken 

2.2

• Luister naar de tekst 
• Bekijk de vragen bij opdr. 36
• Luister nog een keer naar de tekst
• Beantwoord de vragen bij opdr. 36
• Luister nog een keer naar de tekst
• Beantwoord opdr. 37
• Luister nog een keer naar de tekst
• Beantwoord opdr. 38
• Bespreken 

2.2

• Maak tweetallen
• Pak het transcript  
• Oefen samen de gesprekjes
• Klaar?
• Draai de rollen om

2.2

• Bekijk het groene blokje op blz. 57
• Bekijk de zinnen
• Welke zinnen ken je nog meer?  

2.2

• Bekijk opdr. 39
• Wat is een goede reactie?
• Zet een rondje om het goede antwoord.  
• Bespreken

2.2

• Bekijk de zinnen bij opdr. 40
• Welke zinnen horen bij elkaar?
• Bespreken 

2.2

• Maak tweetallen
• Bekijk samen de vragen van opdr. 41
• Cursist A: lees een vraag
• Cursist B: bedenk een oorzaak.
• Klaar? Draai de rollen om. 
• Bespreken 

2.2

• Pak Taalkaart 4 
• Je gaat met een medecursist praten over gezondheid.
• Schrijf vragen op over gezondheid. 
• Stel de vragen en schrijf de antwoorden op.
• Leeft hij/zij gezond?
• Welke adviezen kun je hem/haar geven? Schrijf ze op.
• Bespreek je adviezen.