ABT3 07.03.2025

Welkom!
07.03.2025
1 / 25
next
Slide 1: Slide
AndersMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Welkom!
07.03.2025

Slide 1 - Slide

Planning
  • Terugblik 
  • 7.6
  • Spel
  • Nieuws in makkelijke taal

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Bespreken HW 
  • Opdr. 101
  • Extra wb 7.3 opdr. 4 + 5 (maak zinnen bij de plaatjes)

Slide 3 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Pak werkblad 7.6a(1) 
  • Cursist A: stelt een vraag
  • Cursist B: geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om

Slide 4 - Slide

7.6
  • Bekijk opdr. 102
  • Luister naar het gesprek
  • Beantwoord opdr. 102 
  • Bespreken

Slide 5 - Slide

7.6
  • Bekijk opdr. 103
  • Luister nog een keer naar het gesprek
  • Beantwoord opdr. 103
  • Bespreken

Slide 6 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Pak het transcript van de luistertekst
  • Oefen samen het gesprek
  • Klaar? 
  • Wissel de rollen 

Slide 7 - Slide

7.6
  • Je kunt bepaalde zinnen gebruiken in bepaalde situaties
  • Bijvoorbeeld wanneer iemand is gevallen, wanneer er een gevaarlijke situatie is of wanneer iemand in paniek is
  • Bekijk het groene blokje op blz. 98
  • Ken je nog andere voorbeelden? 

Slide 8 - Slide

7.6
  • Maak zelfstandig opdr. 104
  • Bespreek je antwoorden met je medecursist
  • Klassikaal bespreken 

Slide 9 - Slide

7.6
  • Bekijk de zinnen bij opdr. 105
  • Luister eerst naar de uitspraak
  • Klassikaal oefenen
  • Oefen daarna in tweetallen 

Slide 10 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Maak samen opdr. 106 
  • Bekijk opdr. 107
  • Cursist A: leest de zinnen
  • Cursist B: geeft een reactie --> lees de instructie tussen haakjes.
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 11 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 108
  • Jullie gaan samen een gesprek bedenken tussen twee personen
  • Gebruik de schuingedrukte zinnen uit de opdracht
  • Oefen samen het gesprek
  • Klaar? 
  • Klassikaal oefenen

Slide 12 - Slide

7.6
  • Bekijk het rode blokje op blz. 99
  • Met sommige woorden kun je aangeven wat iemand doet of waar iets is.  
  • Met leggen, zetten, hangen en stoppen/doen zeg je wat iemand doet
  • Met liggen, staan, hangen en zitten zeg je waar iets is. 
  • Voorbeeldzinnen? 

Slide 13 - Slide

7.6
  • Maak zelfstandig opdr. 109 + 110
  • Bespreek je antwoorden met je medecursist
  • Klassikaal bespreken 

Slide 14 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 111
  • Pak werkblad 7.6a(2)
  • Cursist A: leest de vraag
  • Cursist B: geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om
  • Klaar? Vouw het papier dubbel, zodat je alleen de vragen ziet
  • Cursist A leest de vraag
  • Cursist B geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om

Slide 15 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Pak de praatplaat ''Alles verandert''
  • Stel elkaar open vragen
  • Gebruik de werkwoorden zitten/staan/liggen/hangen + te + infinitief
  • Probeer de tegenwoordige tijd en/of verleden tijd te gebruiken. 
  • Voorbeeldvragen:
  • Wie staat kleding te wassen? --> Nina staat kleding te wassen
  • Wat stond Eva te doen? --> Eva stond een foto van Laila te maken

Slide 16 - Slide

7.6
  • Maak twee groepen cursisten: groep A en groep B
  • Groep A: kijk goed rond en probeer te onthouden waar de spullen zijn
  • Groep A: gaat naar de gang
  • Groep B: verplaatst een aantal spullen
  • Groep A: komt terug en vertelt wat er is verandert.
  • Groep A: probeer zinnen te maken met geleerde werkwoorden. Gebruik de tegenwoordige/verleden tijd
  • Klaar? Groep A en B wisselen van rol 

Slide 17 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Pak werkblad 7.6c(1)
  • Jullie gaan elkaar vragen waar spullen liggen
  • Cursist A: stelt de vraag
  • Cursist B: geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 18 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Pak werkblad 7.6c(2)
  • Jullie gaan elkaar vragen waar spullen liggen
  • Cursist A: stelt de vraag
  • Cursist B: geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 19 - Slide

7.6
  • Blauwe woorden (blz. 101) 

Slide 20 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Bekijk de praatplaat ''Wat een dag'' nog een keer
  • Bekijk opdr. 114
  • Beantwoord de vragen
  • Bespreken 

Slide 21 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Pak allebei een papier
  • Cursist A: probeert een blauw woord te tekenen
  • Cursist B: raadt het woord
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 22 - Slide

7.6
  • Maak tweetallen
  • Bekijk opdr. 116
  • Bekijk de praatplaat nog een keer
  • Cursist A: maakt een vraag over de praatplaat met een blauw woord
  • Cursist B: geeft antwoord
  • Klaar? Draai de rollen om 

Slide 23 - Slide

Spel
  • Raad het woord
  • Een cursist bedenkt een woord 
  • De klas stelt maximaal 20 vragen
  • De cursist mag alleen met ja/nee antwoorden
  • De klas probeert het woord te raden
  • Na 20 vragen nog niet geraden? --> Cursist heeft gewonnen!

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video