naamwoorden

In welke naamval staat:
τοῦ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
1 / 16
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

In welke naamval staat:
τοῦ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 1 - Quiz

In welke naamval staat:
ταῖς
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 2 - Quiz

In welke naamval staat:
τόν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 3 - Quiz

In welke naamval staat:
τά
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 4 - Quiz

In welke naamval staat:
τῇ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 5 - Quiz

In welke naamval staat:
τῇ χώρᾳ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 6 - Quiz

In welke naamval staat:
τοὺς δουλους
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 7 - Quiz

In welke naamval staat:
τῷ δουλῳ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 8 - Quiz

In welke naamval staat:
τὸ θηριον
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 9 - Quiz

In welke naamval staat:
τοῦ θηριου
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 10 - Quiz

In welke naamval staat:
αἱ χωραι
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 11 - Quiz

In welke naamval staat:
τὰ θηρια
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 12 - Quiz

In welke naamval staat:
τῆς μαχης
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 13 - Quiz

In welke naamval staat:
ἀγαθῶν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 14 - Quiz

In welke naamval staat:
ἀγαθῇ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 15 - Quiz

In welke naamval staat:
μεγάλοι
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 16 - Quiz