naamwoorden

In welke naamval staat:
τοῦ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

In welke naamval staat:
τοῦ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 1 - Quiz

In welke naamval staat:
ταῖς
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 2 - Quiz

In welke naamval staat:
τά
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 3 - Quiz

In welke naamval staat:
τόν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 4 - Quiz

In welke naamval staat:
τῇ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 5 - Quiz

In welke naamval staat:
τῇ χώρᾳ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 6 - Quiz

In welke naamval staat:
οἱ δεσπόται
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 7 - Quiz

In welke naamval staat:
τοὺς νεανίας
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 8 - Quiz

In welke naamval staat:
τῷ πατρί
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 9 - Quiz

In welke naamval staat:
τοὺς φύλακας
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 10 - Quiz

In welke naamval staat:
τὸ σῶμα
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 11 - Quiz

In welke naamval staat:
αἱ χθονές
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 12 - Quiz

In welke naamval staat:
τὰ κακά

A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 13 - Quiz

In welke naamval staat:
τῆς νυκτός
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 14 - Quiz

In welke naamval staat:
ἀγαθῶν
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 15 - Quiz

In welke naamval staat:
ἀγαθῇ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 16 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord

Slide 17 - Slide

In welke naamval staat:
μοι
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 18 - Quiz

In welke naamval staat:
αὐτῃ
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 19 - Quiz

In welke naamval staat:
ὑμας
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 20 - Quiz

In welke naamval staat:
αὐτα
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 21 - Quiz

In welke naamval staat:
ἡμων
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 22 - Quiz

In welke naamval staat:
αὐτους
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 23 - Quiz

In welke naamval staat:
σε
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 24 - Quiz

In welke naamval staat:
αὐτου
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 25 - Quiz

In welke naamval staat:
ἡμεις
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 26 - Quiz