6.2 Voedingsstoffen

H6 Voeding en verzorging

  • 6.1 behandelen we niet 
  • 6.2 voedingsstoffen (deze les behandelen)
  • 6.3 persoonlijke verzorging
  • 6.4 schoonmaakmiddelen  
1 / 24
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H6 Voeding en verzorging

  • 6.1 behandelen we niet 
  • 6.2 voedingsstoffen (deze les behandelen)
  • 6.3 persoonlijke verzorging
  • 6.4 schoonmaakmiddelen  

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Uitleg voedingsstoffen
  • Aan de slag met de opgaven 


Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat de volgende voedingsstoffen zijn.
  • Koolhydraten
  • Vetten en oliën 
  • Eiwitten 
  • Vezels, vitaminen en mineralen 
Je kunt uitleggen wat de energiewaarde van voedsel is. 

Slide 3 - Slide

6.2

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Brandstoffen in voeding
  • Lichaamstemperatuur 37 graden
  • Brandstoffen verbranden om je lichaam op temperatuur te houden
  • Belangrijkste brandstoffen zijn koolhydraten en vetten
  • Bij onvoldoende brandstof kan het lichaam eiwit uit je spieren halen als brandstof

Slide 6 - Slide

Koolhydraten (suikers)
Sachariden = moeilijke naam voor koolhydraten
Bestaan uit C, H en O atomen. 
  • Glucose: 1 sacharide --> monosacharide
  • Sacharose: 2 sachariden --> disacharide
  • Zetmeel: veel sachariden --> polysacharide

Slide 7 - Slide

Vetten en oliën
  • Voornamelijk opgebouwd uit C- en H atomen en relatief weinig O atomen
  • Je hebt verzadigde en onverzadigde vetten 

Slide 8 - Slide

Vetten en olien
  • Oliën zijn vetten die vloeibaar zijn bij kamertemperatuur
  • Dit zijn dan ook onverzadigde vetten
  • Zonnebloemolie, visolie 
  • Essentiële vetzuren: deze heeft je lichaam nodig, maar kan het zelf niet aanmaken
  • In bijvoorbeeld vlees en zuivel producten zitten verzadigde vetten; te veel is niet gezond

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Energiewaarde
  • Brandstoffen hebben een bepaalde energiewaarde
  • Zoveel energie krijg je als je 100 g of 100 mL eet/drinkt 
  • We drukken dit uit in J of zoals vroeger in cal 
  • 1 cal = 4,18 J
  • dames 14-18 jaar: 2200-2500 kcal
  • mannen 14-18 jaar: 2900-3300 kcal 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Eiwitten
  • Bouwstoffen van je lichaam! 
  • Pas als er niets anders is, gaat je lichaam eiwitten verbranden
  • Polymeren, opgebouwd uit aminozuren. 
  • Aminozuren bestaan uit C- H- O- en N- atomen 

Slide 13 - Slide

Eiwitten
  • Er zijn 20 soorten aminozuren. Daarvan kan je lichaam er 12 zelf maken. De rest komt uit voeding. 
  • Je lichaam bouwt eiwitten uit deze aminozuren. 
  • Eiwitten vind je vooral in vis, vlees, eieren en zuivelproducten.
  • Sommige eiwitten zijn enzymen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Vitamines 
  • Van vitamines en mineralen heb je niet zoveel nodig. 
  • Heb je ze niet, word je ziek! 
  • Vit A goed voor ogen
  • Vit B goed voor energie 
  • Vit C antioxidant
  • Vit K voor bloedstolling

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Mineralen
  • Zouten die uit aardbodem of zee afkomstig zijn 
  • NaCl voor zenuwstelstel en vochtbalans, is keukenzout
  • Ca voor je botten, zit in melk
  • Fe voor het vervoeren van zuurstof in je bloed, in spinazie

Slide 18 - Slide

Mineralen

Slide 19 - Slide

Vezels
  • Je neemt ze niet op, maar ze zorgen er voor dat je darmen het eten goed af kunnen breken.
  • Plantaardige vezels: voornamelijk cellulose.
  • Cellulose is een koolhydraat dat veel op zetmeel lijkt.

Slide 20 - Slide

Aan de slag
  • Maak opgave 1 t/m 10 van 6.2.
  • Oefen goed met de rekenopgaven!


Slide 21 - Slide

Einde van de les: leerdoelen
Je kunt uitleggen wat de volgende voedingsstoffen zijn.
  • Koolhydraten
  • Vetten en oliën 
  • Eiwitten 
  • Vezels, vitaminen en mineralen 
Je kunt uitleggen wat de energiewaarde van voedsel is. 

Slide 22 - Slide

Nog een samenvattend filmpje bij de volgende slide:

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video