What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Wat is economie?
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1,2
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
35 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Waar gaat economie over
A
producten
B
keuzes maken
C
je uitkering
Slide 6 - Quiz
Je moet keuzes maken want je hebt te weinig:
2 antwoorden zijn goed
A
Smaak
B
Tijd
C
Geld
D
School
Slide 7 - Quiz
Economie gaat over...
A
Keuzes maken
B
Geld
C
Consumeren
D
Produceren
Slide 8 - Quiz
Economie gaat over keuzes maken
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Welk begrip wordt hieronder beschreven?
Je kunt niet gaan werken en tegelijkertijd naar de bioscoop, je zult een keuze moeten maken
A
keuzes maken
B
wikken en wegen
C
prioriteiten stellen
Slide 10 - Quiz
Waarom moeten mensen keuzes maken in de economie?
A
Omdat ze niet alles kunnen kopen
B
Omdat winkels vaak dicht zijn
C
Omdat er altijd aanbiedingen zijn
Slide 11 - Quiz
Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Bezuinigen
D
Investeren
Slide 12 - Quiz
Welk belangrijk onderwerp van economie is in dit hoofdstuk aan de orde? Kies het BESTE antwoord.
A
consumenten
B
geld
C
huishoudkunde
D
keuzes maken
Slide 13 - Quiz
Waarom moeten mensen keuzes maken?
A
Tekort aan geld
B
Tekort aan middelen en tijd
C
Tekort aan tijd
D
Tekort aan middelen en geld
Slide 14 - Quiz
Hoe noteer je een geldbedrag van 250 euro correct?
A
250 euro
B
tweehonderdvijftig euro
C
tweehonderdvijftig euro en 0 cent
D
€250,00
Slide 15 - Quiz
Wat is consumeren?
A
Het eten van een maaltijd
B
Het kopen van goederen en diensten
C
Het weggooien van goederen
Slide 16 - Quiz
Een bedrijf maakt blikjes cola en verkoopt deze aan de supermarkt.
dit is
A
Consumeren
B
Produceren
Slide 17 - Quiz
Wat is produceren?
A
het leveren van goederen en diensten
B
het maken van een film
C
het maken van goederen en het leveren van diensten
D
het leveren van goederen en het maken van diensten
Slide 18 - Quiz
Wat is consumeren?
A
Kleding kopen
B
Je behoefte vervullen door iets te kopen.
C
Een verzekering afsluiten.
D
Een sprookje vertellen.
Slide 19 - Quiz
Hoe noteer je het geldbedrag: Duizendvijftig euro en negentien cent
A
€10,050.91
B
10.050,19
C
€1.050.91
D
€1.050,19
Slide 20 - Quiz
Als je producten koopt voor eigen gebruik, noem je dit ....
A
Consumeren
B
Produceren
Slide 21 - Quiz
Het kopen van goederen/diensten heet
A
consumeren
B
produceren
Slide 22 - Quiz
Met middelen kun je in je behoeften voorzien. Deze middelen zijn
A
goederen en diensten
B
tijd en geld
C
vakantie en loon
D
consumeren en produceren
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Is hier sprake van chartaal of giraal geld?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 29 - Quiz
Je hebt chartaal geld en giraal geld. Wat is chartaal geld?
A
Geld in je zak
B
Geld op je rekening
C
geld in het buitenland
D
alle geld in Nederland
Slide 30 - Quiz
Je hebt chartaal geld en giraal geld. Wat is chartaal geld?
A
Geld in je zak
B
Geld op je rekening
Slide 31 - Quiz
Is pinnen Giraal of Chartaal
A
Chartaal
B
Giraal
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 32 - Quiz
Bereken het nieuwe saldo.
A
Slide 33 - Quiz
Bereken het nieuwe saldo.
A
156,05 euro
B
112,15 euro
C
113,15 euro
D
43,95 euro
Slide 34 - Quiz
Hoe bereken je je nieuwe saldo?
A
oud saldo + ontvangsten - uitgaven
B
oud saldo - ontvangsten - uitgaven
C
oud saldo - ontvangsten + uitgaven
D
oud saldo + ontvangsten + uitgaven
Slide 35 - Quiz
Directe ruil is?
A
het ruilen van spullen van jezelf tegen spullen van een ander
B
het ruilen tegen geld
Slide 36 - Quiz
Wat is een indirecte ruil?
A
het ruilen van goederen tegen diensten
B
het ruilen van goederen tegen goederen
C
het ruilen van goederen en diensten tegen een betaalmiddel
D
het ruilen van diensten tegen goederen
Slide 37 - Quiz
Afronden
€ 14,5749 wordt
A
€ 14,57
B
€ 14,59
C
€ 14,56
D
€ 14,58
Slide 38 - Quiz
Afronden
€ 4,5799 wordt
A
€ 4,57
B
€ 4,59
C
€ 4,56
D
€ 4,58
Slide 39 - Quiz
Afronden
€ 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81
D
€ 79
Slide 40 - Quiz
Afronden
€ 4,53529 wordt
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535
Slide 41 - Quiz
Slide 42 - Slide
More lessons like this
Betalen
January 2019
- Lesson with
31 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3,4
Economie voor vmbo
3.1 Hoe betaal je?
September 2018
- Lesson with
38 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
3.1 Hoe betaal je?
October 2018
- Lesson with
40 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
2.1 Waarmee betaal je?
August 2018
- Lesson with
46 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
2.1 Waarmee betaal je?
August 2018
- Lesson with
48 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
oefenen met rekenen 2g
October 2024
- Lesson with
22 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Herhaling hoofdstuk 1
September 2024
- Lesson with
29 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 1 Paragraaf 2 KGT
September 2024
- Lesson with
39 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1