3K Economie Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld

1 / 29

Slide 1: Slide

EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

Items in this lesson

3K Economie Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld

Slide 1 - Slide

Directe ruil

Slide 2 - Slide

Indirecte ruil

Slide 3 - Slide

Geldfuncties

Slide 4 - Slide

Giraal of chartaal

Geld dat in je portemonnee zit is chartaal geld

Geld dat op je bankrekening staat is giraal geld

Voorbeelden:

- Chartaal: munten en bankbiljetten

- Giraal: geld op je bankrekening

Slide 5 - Slide

Aan de slag!

Maken opdrachten 1 t/m 8

(pag. 70-72)

Slide 6 - Slide

Programma

Betalen

Credit- en debetsaldo

Saldo berekenen

Slide 7 - Slide

Betalen

Contant: je neemt bijvoorbeeld geld op bij een geldautomaat.
Betalen met je pinpas: je betaalt in de winkel met je pinpas of met je telefoon
Creditcard: de creditcardmaatschappij schiet het bedrag voor. Aan het eind van de maand, betaal je het terug.
Banktransactie: Bedrag overmaken via de bank app(ook iDeal of Tikkie)

Slide 8 - Slide

CREDITSALDO DEBETSALDO

* Creditsaldo: positief saldo

* Debetsaldo: negatief saldo

(rood staan)

Slide 9 - Slide

Saldo berekenen

Slide 10 - Slide

Aan de slag!

Maken opdrachten 9 t/m 13

Slide 11 - Slide

Deze week - 3.2 Waarvoor zou je sparen?

Spaarmotieven

Hoe spaar je?

Slide 12 - Slide

Spaarmotieven

Slide 13 - Slide

Klassiek sparen

Sparen op een bankrekening

Slide 14 - Slide

Spaardeposito

Spaarrekening

Slide 15 - Slide

Aan de slag!

Maken opdrachten 1 t/m 6(p. 74-75)

Cijfers?

Volgende keer: rekenen met rente op de spaarrekening

Slide 16 - Slide

Programma

Rente berekenen

Wordt je spaargeld meer of minder waard?

Slide 17 - Slide

Enkelvoudige rente

Slide 18 - Slide

Wordt je geld meer of minder waard?

Melissa ontving na 1 jaar 5,40 euro aan rente. Maar wat nou als de inflatie(waardevermindering) meer is dan 5,40 euro.

Slide 19 - Slide

Koopkracht van spaargeld

Koopkracht van je spaargeld is afhankelijk van de rente en de inflatie.

Inflatie > % rente = koopkracht van spaargeld daalt

Inflatie < % rente = koopkracht van spaargeld stijgt!

Slide 20 - Slide

Aan de slag!

Maken opdrachten 7, 8 10 en 11.

Vrijdag: Inhaaltoets Chelsey, Jay-Dion, Ivan & Esmee.

Slide 21 - Slide

Programma

Opdrachten bespreken (7, 8, 10, 11, p. 76-77)

Slide 22 - Slide

De rente

https://nos.nl/artikel/2558415-ecb-verlaagt-de-rente-opnieuw-hulp-tegen-inflatie-neemt-af-voor-nederland

Slide 23 - Slide

Opdracht 7

a. 0,6 : 100 x 1150 = 6,90 euro

b. 0,6 : 100 x 1150 x 4 = 27,60 euro

c. 0,6 : 100 x 1150 : 12 x 8 = 4,60 euro

Slide 24 - Slide

Leenmotieven

Slide 25 - Slide

Aan de slag!

Maken opdracht 2 en 3

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Kredietkosten

kredietkosten

Alleen de rente en de administratiekosten horen bij de

kredietkosten !

De lening = het krediet, de rente is wat het krediet kost!

Slide 28 - Slide

Aan de slag!

Maken opdrachten 4,5 en 6(pag. 79)

Slide 29 - Slide

3K Economie Hoofdstuk 3 De bank en jouw geld

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

More lessons like this

3.1 en 3.2 herhalen na vakantie

3.1 en 3.2 herhalen na vakantie

3.1 en 3.2 herhalen na vakantie

Economie Oefentoets H2 Thuis in geldzaken

geld moet rollen 2.2

3.2

3 ECONOMIE H3

3k 2 Thuis in geldzaken