3 ECONOMIE H3

ECONOMIE 3.1
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel
1 / 46
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

ECONOMIE 3.1
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 1 - Slide

Toets 12 januari

Slide 2 - Slide

Vandaag
Gisteren?
Instructie 3.1
Maken 3.1

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 3.1
- Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil.

- Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
- Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen.
- Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen.
- Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken.



Slide 4 - Slide

Ruilen
- Directe en Indirecte ruil 

Slide 5 - Slide

Geldfuncties
Wat kan je met geld?

Slide 6 - Slide

Geldfuncties
Wat kan je met geld?
- ruilen 
- sparen 
- rekenen

Slide 7 - Slide

Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen.
- Giraal geld
- Chartaal geld

Slide 8 - Slide

Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen.
- Giraal geld
  • pinpas
  • overmaken
  • creditcard
- Chartaal geld

Slide 9 - Slide

Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken.

Slide 10 - Slide


1 januari: Saldo op je bank is € 30,00.
10 januari: Je pint € 12,00.
12 januari: bioskaartje, je betaald €10 chartaal
14 januari: je ouders storten je zakgeld van € 20,00
20 januari: je koopt een cadeau € 5,00
25 januari je krijgt salaris van je bijbaantje € 50,00
26 januari je betaald bij de AH €20 Giraal
verder geef je geen geld uit of krijg je geld.

Wat is je saldo op 31 januari?

Slide 11 - Slide

Huiswerk 
Maken Par 3.1

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

ECONOMIE 3.2
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 14 - Slide

Examen jaren
Afspraken: 
Luisteren
Spullen mee (rekenmachine schrift pen en Chromebook)

Slide 15 - Slide

Leerdoelen 3.2 
  • Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
  • Je kunt het verschil tussen vrij spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
  • Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente.
  • Je kunt rente berekenen met samengestelde rente.
  • Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflatie is voor de koopkracht van je spaargeld.




Slide 16 - Slide

Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.

Slide 17 - Slide

Je kunt de drie spaarmotieven noemen en er voorbeelden bij geven.
Sparen voor een doel 
Sparen uit voorzorg
Sparen voor de rente

Slide 18 - Slide

Je kunt het verschil tussen vrij spaargeld en een spaardeposito uitleggen.
Waardoor verdiend een bank geld?

vast rente
variabele rente

Slide 19 - Slide

Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflatie is voor de koopkracht van je spaargeld.
kan je meer of minder kopen bij inflatie?

Slide 20 - Slide

Je kunt rente berekenen met samengestelde rente.
Rente op Rente

Even oefenen

Je krijgt elk jaar 2% rente op €100 spaargeld.
Bereken hoeveel rente je krijgt op twee jaar, als er sprake is van samengestelde rente.

Slide 21 - Slide

Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente.
geen rente op rente
Even oefenen

Je krijgt elk jaar 2% rente op €100 spaargeld.
Bereken hoeveel rente je krijgt op twee jaar, als er sprake is van enkelvoudige rente.

Slide 22 - Slide

Huiswerk 
Maken Par 3.1 en eventueel 3.2

Slide 23 - Slide

ECONOMIE 3.3
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 24 - Slide

Examen jaren
Afspraken: 
Luisteren
Spullen mee (rekenmachine schrift pen en Chromebook)

Slide 25 - Slide

Vandaag
Rekenopgaven oefenen en bespreken
maken 3.3 & 3.4

Slide 26 - Slide

Leerdoelen 3.3
  • Je kunt de vier leenmotieven noemen en herkennen.
  • Je kunt de kredietkosten van een lening berekenen.
  • Je kunt de meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen.
  • Je kunt uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt.



Slide 27 - Slide

Je kunt de vier leenmotieven noemen en herkennen.

Slide 28 - Slide

Je kunt de vier leenmotieven noemen en herkennen.
  1. Tijdelijk geld tekort
  2. Aankoop naar voren halen
  3. Onverwacht snel geld nodig
  4. Huis kopen (hypotheek)

Slide 29 - Slide

Je kunt de kredietkosten van een lening berekenen.

Slide 30 - Slide

Je kunt de meest voorkomende kredietvormen noemen en herkennen.
  • Persoonlijk krediet (vast bedrag / vaste rente)
  • Doorlopend krediet (limiet / variabele rente)
  • Salaris krediet (je mag rood staan)
        - Hoeveelheid is afhankelijk van je salaris

Slide 31 - Slide

Je kunt uitleggen hoe een koop op afbetaling werkt.

Slide 32 - Slide

Huiswerk 
Maken Par 3.3 & 3.4

Slide 33 - Slide

ECONOMIE 3.4
Schrift rekenmachine boek pen Chromebook(dicht)
op tafel

Slide 34 - Slide

Examen jaren
Afspraken: 
Luisteren
Spullen mee (rekenmachine schrift pen en Chromebook)

Slide 35 - Slide

Vandaag
instructie
maken 3.4 

Slide 36 - Slide

Leerdoelen 3.4
Je kunt uitleggen wat de rol van banken is in ons geldverkeer.

Je kunt de voor- en nadelen noemen van beleggen vergeleken met sparen.
Je kunt uitleggen dat je met de wisselkoers vreemde valuta kunt omrekenen.
Je kunt berekenen hoeveel vreemd geld je voor een bedrag in euro’s krijgt.
Je kunt een bedrag in vreemd geld omrekenen naar euro’s.



Slide 37 - Slide

Je kunt uitleggen wat de rol van banken is in ons geldverkeer.
Vraag en aanbod 

Slide 38 - Slide

Je kunt de voor- en nadelen noemen van beleggen vergeleken met sparen.
Zou je je geld beleggen of sparen?

Slide 39 - Slide

Je kunt uitleggen dat je met de wisselkoers vreemde valuta kunt omrekenen.

Slide 40 - Slide

Je kunt berekenen hoeveel vreemd geld je voor een bedrag in euro’s krijgt.
je wisselt 50 euro om naar Amerikaanse dollars. Hoeveel dollar krijg je voor deze 50 euro?

Slide 41 - Slide

Je kunt een bedrag in vreemd geld omrekenen naar euro’s.
Je hebt 625 Amerikaanse dollars. Hoeveel euro is dat? 

Slide 42 - Slide

Huiswerk 
Maken Par 3.3 & 3.4 >>> (online oefen toets)

Toets 12 januari 2024

Slide 43 - Slide

Vandaag 
- Opdrachten oefenen

Slide 44 - Slide

Opdracht samengestelde rente
je besluit een spaarrekening te openen waar je kan rekenen op een samengestelde rente van 1,4%. Sanne brengt bij het openen van de rekening 950,- in. Wat is haar saldo na 3 jaar?  

Slide 45 - Slide

Vandaag 
Wanneer je geld leent kost het geld. je hebt € 2400,- geleend voor een consumptief doel. het termijnbedrag is € 45,-. In totaal betaald je € 2700,-
a Hoe lang is je looptijd geweest? 1p
b Wat zijn je kredietkosten? 


Slide 46 - Slide