2 Havo Hst 3 Water

Hst 3 Water
volgende week ma toets hst 3, daarom vandaag herhaling
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NaskMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hst 3 Water
volgende week ma toets hst 3, daarom vandaag herhaling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Leer je de drie fasen van water herkennen in de praktijk.
  • Leer je de drie fasen waarin water kan voorkomen beschrijven met het deeltjesmodel.
  • Leer je met het deeltjesmodel verklaren waarom ijs en veel andere vaste stoffen een kenmerkende kristalstructuur hebben.
  • Leer je het verschil tussen cohesie en adhesie.

Slide 2 - Slide

Water in al zijn vormen

  • Water dat uit de kraan komt is ongeveer op kamertemperatuur (20oC) en dus vloeibaar.
  • Als water bevriest, wordt het vast.
  • Water kan verdampen, dan wordt het waterdamp en dat is een gas.

Slide 3 - Slide

Moleculen dicht op elkaar, trillen op hun plaats.

Moleculen hebben meer energie (trillen sneller) en bewegen langs elkaar


Moleculen zoveel energie dat de onderlinge aantrekkingskracht erg klein wordt -> de moleculen verspreiden zich door de ruimte 

 Drie fasen van water:  uitgelegd met het deeltjesmodel 
Vaste stof heeft een vaste vorm  kun je niet samenpersen.


Vloeistof heeft geen vaste vorm, kun je niet samenpersen.


Gas heeft geen vaste vorm, kun je wél samen persen. |

Waterdamp is onzichtbaar; 

Slide 4 - Slide

Het verschil tussen temperatuur en warmte 
  • Warmte is een vorm van Energie
  • Door warmte toe te voegen (=verhitten) of weg te halen (=koelen) kun je de temperatuur van voorwerpen/stoffen veranderen
  • Hoe meer warmte je toevoegt hoe sneller deeltjes gaan bewegen, daardoor kunnen stoffen gaan uitzetten of juist gaan krimpen(open link)

Slide 5 - Slide

Hoe werkt  een (analoge) vloeistofthermometer
  1. in het reservoir: zit een gekleurde vloeistof  (groter reservoir -> duurt langer voordat de vloeistof stijgt, maar hij stijgt meer) 
  2. in de dunne stijgbuis:  stijgt de vloeistof als hij opwarmt en dus uitzet.
    Is de stijgbuis dunner dan stijgt de vloeistof sneller.
  3. via de schaalverdeling lees je de temperatuur af 
  4. afhankelijk van waarvan je de temperatuur wilt meten
    kies je een thermometer met een ander meetbereik

Slide 6 - Slide

De thermometer bedacht door de Celsius (in 1742)

  • Meneer Celsius noemde het vriespunt van water 0°C en het
  •  en het kookpunt van water, 100 °C.
  • Het gebied hier tussenin verdeelde hij in 100
     gelijke stappen van 1°C, dat is de schaalverdeling
  • In andere landen (b.v. Amerika) gebruiken ze 
    de schaalverdeling van Fahrenheit
  • Wetenschappers gebruiken de schaalverdeling van
    Kelvin

Slide 7 - Slide

Omreken van graden Celsius naar Kelvin 
  1. schets een thermometer
  2. zoek in Binas (tabel 1) het absolute nulpunt  op (-273 oC) 
  3. noteer dat links als laagste temperatuur en zet op die hoogte
     rechts 0 K 
  4. Als de temperatuur 1o C stijgt, dan stijgt hij ook 1 K dus vul
    links nu 0oC in, dat is dus 273 K  en dan zie je vanzelf:
  5. van Celsius naar Kelvin is + 273 en andersom -273
  6. Let op: 0 K of lager dan 0 K kan niet!!!!
0 K (is -273 oC) is het absolute nulpunt, bij die temperatuur staan alle moleculen stil

Omreken van graden Celsius naar Kelvin doe je zo:

Slide 8 - Slide

Temperatuurschaal Kelvin
trilsnelheid van moleculen

Slide 9 - Slide

  • de fase van een stof (bij T=20oC) is een stofeigenschap

  • voor de rode faseovergangen is warmte
    nodig bij blauwe faseovergangen komt warmte vrij  

  • sommige stoffen kunnen makkelijk vervluchtigen 
    (er is dan weinig energie nodig om een deel
    van de moleculen rechtstreeks van de vaste naar de 
    gasvormige toestand te brengen)

  • een ander woord voor verluchtigen is sublimeren
Faseovergangen  en het deeltjesmodel
In de zomer ruik je mij meer
rijpen

Slide 10 - Slide

adhesie en cohesie
  • Moleculen die op elkaar lijken trekken elkaar aan

  • Als twee druppels water samenkomen vormen ze daarom 1 grote druppel 
  • cohesie kracht = aantrekkingskracht tussen dezelfde soort moleculen
  • een waterdruppel blijft aan de kraan ‘vastgeplakt’, dit heet adhesie.
  • adhesie kracht = aantrekkingskracht tussen verschillende soorten deeltjes
  • tussen de kwik moleculen is de cohesie sterker dan de adhesie tussen kwik 
    en water, daarom staat kwik bol in een buisje
  • bij watermoleculen is de aantrekkingskracht tussen water en glas (adhesie)
    juist groter, waardoor het hol staat in een buisje

Slide 11 - Slide

Verdampen, kookpunt en smeltpunt

  • Moleculen aan het oppervlakte van de vloeistof die de
     juiste snelheid en richting hebben kunnen ontsnappen,
    -> de vloeistof verdampt
  • Als het warmer wordt gaan de moleculen sneller bewegen en kan er dus ook meer vloeistof verdampen(bij vergroten van het vloeistofoppervlakte gaat verdampen ook sneller)

  • Als een vloeistof kookt ontstaan er dampbellen door de
     hele vloeistof-> de stof verdampt nu erg snel
  • Water kookt bij 100 oC
  • Tijdens het koken blijft de temperatuur constant!

Slide 12 - Slide

Smeltpunt / stolpunt
  • Als de moleculen van een vaste stof zoveel
    energie krijgen dat ze niet meer op hun vaste
    plek kunnen blijven zitten gaat de stof smelten / stollen
  • De temperatuur blijft constant tijdens het
     smelten,
    totdat alle vaste stof gesmolten is
  • Pas als de hele stof van de vaste naar de vloeibare fase is over gegaan, kan de temperatuur weer oplopen.
  • De temperatuur waarbij een stof smelt heet het smeltpunt.
  • Het smeltpunt is ook het stolpunt (als de stof afkoelt).

Slide 13 - Slide

Het smeltpunt en kookpunt zijn stofeigenschappen
Je kunt een stof dus herkennen hieraan, bijvoorbeeld.

Slide 14 - Slide

Het smeltpunt kun je verlagen
  • Het smeltpunt/vriespunt van water kan
    verlaagd worden door er zout (bij strooiwagen)of
    of antivries (in ruitenwisservloeistof) aan toe
    te voegen.  
  • Deze stoffen zorgen dat het water bij een
     lagere temperatuur pas bevriest ->
    het vriespunt wordt verlaagd.

Slide 15 - Slide

Smeltdiagram 
bij BB
Bij zuivere stoffen blijft de temperatuur constant(=gelijk) tijdens een faseovergang. 





Slide 16 - Slide

Mengsels hebben een smelt- en kooktraject
  • In een mengsel zitten verschillende stoffen met elk een  eigen smeltpunt
  •  De ene stof in het mengsel wil dus al smelten en de andere nog niet.
  • Hierdoor ontstaat een smelttraject
  • Tijdens het smelten is de
    temperatuur niet constant
    maar loopt hij een klein beetje op 
  • Mengsels hebben ook een
    kooktraject.

Slide 17 - Slide

Vragen? 

Slide 18 - Slide