This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Map
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wat weet je over het protestantisme?
Slide 6 - Open question
Wat hebben de foto´s gemeen?
Slide 7 - Slide
Reformatie
Slide 8 - Slide
Renaissance
Vanaf de 15e eeuw werd de mens zelfbewuster en ging zelfstandig nadenken. (renaissance/ wedergeboorte)
God stond niet meer centraal, maar de mens.
De mens ging aandacht besteden aan zijn mens zijn. (humaniteit)
Wat is de belangrijkste uitvinding geweest tijdens deze periode?
Waar kreeg men opnieuw belangstelling voor in die tijd?
timer
2:00
Slide 9 - Slide
1. Desiderius Erasmus
God en het geloof moeten niet centraal staan maar de mens zelf.
Erasmus vond dat er in de kerk dingen gebeurden die niet goed waren.
Hij hoopte dat de kerk dit door zijn kritiek zélf ging aanpakken.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
2. Maarten Luther
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
01:40
Waar heeft Maarten Luther voor gezorgd?
A
Dat er alleen maar 1 kerk is; de katholieke kerk
B
Dat de kerktorens naar God wijzen.
C
Dat er verschillende soorten kerken zijn ontstaan
D
Dat je een kerk kunt herkennen aan de buitenkant
Slide 14 - Quiz
03:31
Maar wat zegt de Bijbel over de straf betalen voor zonden?
A
Dat Jezus dat gedaan heeft door te sterven aan het kruis
B
Dat je vergeving moet verdienen door goede dingen te doen.
C
Dat God je altijd zal straffen voordat wat je fout gedaan hebt.
D
Dat het negatieve karma je zal achtervolgen in een volgend leven.
Slide 15 - Quiz
04:07
Hoe noem je overblijfselen (die vereerd worden) van heiligen?
A
symbolen
B
aureolen
C
rituelen
D
relikwieën
Slide 16 - Quiz
06:30
Wat werd er gedaan met het geld van de aflaathandel?
A
Er werden huizen gebouwd voor de armen.
B
Het geld ging naar projecten in Afrika
C
Er werd de sint Pieterkerk van gebouwd
D
Men ging hiervan Bijbels drukken.
Slide 17 - Quiz
09:05
Wat wil de Duitse keizer
A
Godsdienst vrijheid voor iedereen
B
Dat iedereen katholiek blijft
C
Dat iedereen luistert naar de ideeën van Luther
D
Dat iedereen protestant wordt.
Slide 18 - Quiz
11:31
Waarom werd Luther ontvoerd?
A
Men vertrouwde de keizer niet op zijn woord.
B
Men was bang dat Luther nog meer schade zou toebrengen aan de kerk
C
Men wilde Luther te grazen nemen.
D
Men was bang voor Luther
Slide 19 - Quiz
12:19
Wat deed Luther tijdens zijn verblijf op de Wartburg?
A
Mensen oproepen tot verzet tegen de keizer.
B
Niks, hij was depressief geworden.
C
Het N.T vertalen naar het Duits.
D
Boze brieven schrijven aan de paus.
Slide 20 - Quiz
Welke van de stellingen is juist?
1 Toen Luther zijn stellingen bedacht wilde hij een nieuwe kerk beginnen.
2 De Paus wilde wel met Luther praten over zijn ideeën.
A
Alleen 1 is juist
B
Alleen 2 is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist
Slide 21 - Quiz
Maarten Luther is het niet eens met de grote rijkdommen van de Kerk en de geestelijken.
Op welke manier kwam de Kerk aan haar rijkdommen?
A
Mensen kochten hun zonden af met een aflaat.
B
Mensen handelden met de Kerk.
C
De Kerk veroverde rijke gebieden.
D
Mensen hadden medelijden met Kerk en gaven geld.
Slide 22 - Quiz
Waarom heeft Luther succes?
Door de uitvinding van de boekdrukkunst kunnen de teksten van Luther snel worden gekopieerd en verspreid.
Luther wordt gesteund én beschermd door machtige Duitse vorsten.
De ideeën (van eenvoud en soberheid) spreken veel arme gelovigen aan.
Veel gelovigen zijn het niet eens met de aflaten: Luther durft er iets van te zeggen.
Slide 23 - Slide
Vandaag de dag
Waarmee zou je de boekdrukkunst vandaag de dag mee kunnen vergelijken?
Slide 24 - Slide
3. Johannes Calvijn
Predestinatie: de goddelijke voorbeschikking. Dit houdt in dat God al voorafgaand aan ieders geboorte heeft bepaald of diegene na zijn of haar dood naar de hemel of de hel gaat.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Slide 27 - Slide
Met dit document kon je een plekje in de hemel kopen. (6)
Maarten Luther leerde dat je alleen hierdoor behouden kon worden. (6)
Volgens Erasmus moest dit centraal komen te staan. (4)