Révision grammaire toetsweek 4 VWO

1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui 
Révision grammaire Chapitre 1

A. Les verbes pronominaux (de wederkerende werkwoorden) 
B. Les verbes avoir, être, faire et vivre
C. Les comparaisons

Slide 2 - Slide

Les verbes pronominaux au présent
Je
me
lave
Ik was me 
Tu
te
laves
Jij wast je
Il / Elle/ On
se
lave
Hij/Zij/Men wast zich
Nous
nous
lavons
Wij wassen ons
Vous
vous
lavez
Jullie wassen je
Ils / Elles 
se
lavent
Zij wassen zich

Slide 3 - Slide

Les verbes pronominaux
Let op : Als het werkwoord met een klinker begint : 

Je
m'
amuse
Ik amuseer me
Tu
t'
amuses
Je amuseert je
Il / Elle / On 
s'
amuse
Hij/Zij amuseert zich
Ils / Elles
s'
amusent
Zij amuseren zich

Slide 4 - Slide

Les verbes pronominaux 
Voor de ontkennende zinnen : 

Ik amuseer me niet                                  Je ne m'amuse pas 


In het Frans gaat "ne" voor het voornaamwoord en "pas" na het werkwoord


Slide 5 - Slide

Mettez dans le bon ordre:
se-ne-pas-il-baigne (hij gaat niet zwemmen)

Slide 6 - Open question

Mettez dans le bon ordre:
souviens-je-me-ne-pas (ik herinner mij niet)

Slide 7 - Open question

Mettez dans le bon ordre:
pas-ne-te-tu-lèves (jij staat niet op)

Slide 8 - Open question

Passé composé 
- De wederkerende werkwoorden werken altijd met het hulpwerkwoord : être 

"Je me suis levé" 
"Elle s'est préparée" 
"Nous nous sommes inquiétés" 


Slide 9 - Slide

Welke zin is correct ?
A
Je suis me lavé
B
Je me suis lavé
C
J'ai me lavé
D
Je me ai lavé

Slide 10 - Quiz

Welke zin is correct ?
A
Nous nous sommes préparés
B
Nous sommes nous préparés
C
Nous nous avons préparés
D
Nous avons nous préparés

Slide 11 - Quiz

Hoe zeg je: zij hebben ruzie met elkaar gemaakt.
A
ils se sont disputés
B
ils ont discuté
C
nous nous sommes disputés
D
on va se disputer

Slide 12 - Quiz

Les verbes pronominaux 
Voor de ontkennende zinnen met le passé composé : 

"Je ne me suis pas levé" 

Dezelfde volgorde maar "pas" komt TUSSEN het hulpwerkwoord en het werkwoord 

Slide 13 - Slide

Welke zin is correct ?
"Ik heb me geen zorgen gemaakt"
A
Je ne me suis inquiété pas
B
Je me ne suis inquiété pas
C
Je ne me suis pas inquiété
D
Je suis ne me pas inquiété

Slide 14 - Quiz

Nous … une grande famille.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 15 - Quiz

Vertaal: jullie hebben

Slide 16 - Open question

avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 17 - Drag question

Etre
suis
es
est
sommes
êtes
sont
Je
Tu
Elle
Nous
Vous
Ils

Slide 18 - Drag question

Faire - Le Présent. Sleep de vertalingen naar elkaar!
Je fais
Elle fait
Nous faisons
Elles font
il fait
Vous faites
On fait
Tu fais
ils font
Jij doet
Ik maak
Jullie doen
Zij maakt
Wij maken
Wij maken
Zij doen
Zij doen
Hij doet

Slide 19 - Drag question

Vivre 
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
vis
vis
vit
vivons
vivez
vivent

Slide 20 - Drag question

De auto is net zo nieuw als de fiets.
A
La voiture est aussi nouveau que le vélo.
B
La voiture est plus nouvelle que le vélo.
C
La voiture est moins nouvelle que le vélo.
D
La voiture est aussi nouvelle que le vélo.

Slide 21 - Quiz

Het snelste meisje van de klas.
A
La fille la plus vite de la classe.
B
La plus vite fille de la classe.

Slide 22 - Quiz

Wie is je beste vriendin?
A
Qui es ta mieux amie?
B
Qui est ta meilleure amie?
C
Qui est ton meilleur ami?
D
Qui es ta meilleur amie?

Slide 23 - Quiz

Maak de vergelijking:
Anna est (+groot) Michel

Slide 24 - Open question

Schrijf 2 vergelijkingen
( maak volle zinnen)
timer
3:00

Slide 25 - Open question

Vous avez encore des questions?

Slide 26 - Slide

Bonne chance! 

Slide 27 - Slide