3.2 Genen

3.2 Genen
Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 17 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.2 Genen
Thema 3 Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Slide

Wat weten we al?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 3.1
  • Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
  • Je kunt beschrijven hoe organisme informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.

Slide 3 - Slide

Begrippen 3.1
  • Allel
  • Fenotype
  • Gen
  • Genotype 

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 3.2
  • Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.

Slide 5 - Slide

Homozygoot
  • Een gen kan informatie bevatten over de vorm van je haar.
  • Er is een allel voor steil haar en een allel voor krullend haar.
  • Als je steil haar hebt, zijn de twee allelen voor de haarvorm gelijk aan elkaar.
  • Je bent dan homozygoot voor de eigenschap steil haar.

Slide 6 - Slide

Heterozygoot
  • Een allelenpaar voor de haarvorm kan ook bestaan uit één allel voor steil haar en één allel voor krullend haar.
  • De twee allelen voor de haarvorm zijn dan ongelijk.
  • Als dat bij jou zo is, dan ben je heterozygoot voor de haarvorm.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Dominante en recessieve allelen
  • Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype.
  • Een recessief allel  zie je alleen terug in het fenotype als er geen dominant allel aanwezig is

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Letters voor Allelen
  • Genotypen geef je aan met een lettercombinatie. 
  • Voor één erfelijke eigenschap gebruik je één letter.
  • Een dominant allel geef je aan met een hoofdletter, een recessief alle met dezelfde kleine letter.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Het allel voor krullend haar is dominant. Dit kun je aangeven met de letter A.
Het allel voor steil haar is recessief. Dit kun je aangeven met de letter a.
Hiermee zijn drie genotypen voor haarvorm mogelijk:
  1. AA: Deze persoon is homozygoot voor de haarvorm krullend haar. Het fenotype is krullend haar.
  2. Aa: Deze persoon is heterozygoot voor de haarvorm. Het fenotype is krullend haar.
  3. aa: Deze persoon is homozygoot voor de haarvorm steil haar. Het fenotype is steil haar.

Slide 12 - Slide

Intermediair fenotype
  • Bij sommige erfelijke eigenschappen is er geen dominant allel en geen recessief allel. 
  • Beiden allelen zijn dan even sterk.
  • Bij een heterozygoot genotype ontstaat dan een intermediair fenotype
  • Dit is een mix van de beide eigenschappen in het fenotype.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Begrippen 3.2
  • Dominant allel
  • Heterozygoot
  • Homozygoot
  • Intermediair fenotype
  • Recessief allel

Slide 15 - Slide

Ik kan nu
  • Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.

Slide 16 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten 3.2: 1, 2, 4, 5 en 6
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.


 

timer
25:00

Slide 17 - Slide