This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
3.2 Genen
Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Slide 1 - Slide
Wat weten we al?
Slide 2 - Slide
Hoeveel chromosomen bevat elke lichaamscel?
A
23
B
46
C
12
D
50
Slide 3 - Quiz
Uit hoeveel allelen bestaat een gen?
A
Eén
B
Twee
C
Drie
D
Vier
Slide 4 - Quiz
Wanneer ontstaat het genotype?
A
Tijdens de embryonale ontwikkeling
B
Na de geboorte
C
Op het moment van bevruchting
D
Tijdens de puberteit
Slide 5 - Quiz
Wat is het fenotype?
A
Alle eigenschappen die je hebt, zichtbaar en onzichtbaar.
B
Eigenschappen die je kunt veranderen.
C
Eigenschappen die je onzichtbaar hebt.
D
Eigenschappen die je zichtbaar hebt.
Slide 6 - Quiz
Begrippen 3.1
Allel
Fenotype
Gen
Genotype
Slide 7 - Slide
Leerdoelen 3.2
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Slide 8 - Slide
Homozygoot
Een gen kan informatie bevatten over de vorm van je haar.
Er is een allel voor steil haar en een allel voor krullend haar.
Als je steil haar hebt, zijn de twee allelen voor de haarvorm gelijk aan elkaar.
Je bent dan homozygoot voor de eigenschap steil haar.
Slide 9 - Slide
Wat betekent het als iemand homozygoot is voor steil haar?
A
De persoon heeft geen haar
B
De persoon heeft krullend haar
C
De twee allelen voor haarvorm zijn gelijk
D
De twee allelen voor haarvorm zijn verschillend
Slide 10 - Quiz
Heterozygoot
Een allelenpaar voor de haarvorm kan ook bestaan uit één allel voor steil haar en één allel voor krullend haar.
De twee allelen voor de haarvorm zijn dan ongelijk.
Als dat bij jou zo is, dan ben je heterozygoot voor de haarvorm.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Wat is heterozygoot voor de haarvorm?
A
Een allelenpaar met twee verschillende allelen voor haarvorm.
B
Een allelenpaar met ongelijke allelen voor haarvorm.
C
Een allelenpaar zonder allelen voor haarvorm.
D
Een allelenpaar met gelijke allelen voor haarvorm.
Slide 13 - Quiz
Dominante en recessieve allelen
Een dominant allel zie je altijd terug in het fenotype.
Een recessief allel zie je alleen terug in het fenotype als er geen dominant allel aanwezig is
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Wat betekent een recessieve allel?
A
Een recessieve allel heeft geen invloed op het fenotype.
B
Een recessieve allel is nooit zichtbaar in het fenotype.
C
Een recessieve allel is altijd zichtbaar in het fenotype.
D
Een recessieve allel is alleen zichtbaar in het fenotype als er geen dominante allel aanwezig is.
Slide 16 - Quiz
Wat betekent een dominante allel?
A
Een dominante allel is nooit zichtbaar in het fenotype.
B
Een dominante allel heeft geen invloed op het fenotype.
C
Een dominante allel is alleen zichtbaar in het fenotype als er geen recessieve allel aanwezig is.
D
Een dominante allel is altijd zichtbaar in het fenotype.
Slide 17 - Quiz
Letters voor Allelen
Genotypen geef je aan met een lettercombinatie.
Voor één erfelijke eigenschap gebruik je één letter.
Een dominant allel geef je aan met een hoofdletter, een recessief alle met dezelfde kleine letter.
Slide 18 - Slide
Voorbeeld
Het allel voor krullend haar is dominant. Dit kun je aangeven met de letter A. Het allel voor steil haar is recessief. Dit kun je aangeven met de letter a.
Hiermee zijn drie genotypen voor haarvorm mogelijk:
AA: Deze persoon is homozygoot voor de haarvorm krullend haar. Het fenotype is krullend haar.
Aa: Deze persoon is heterozygoot voor de haarvorm. Het fenotype is krullend haar.
aa: Deze persoon is homozygoot voor de haarvorm steil haar. Het fenotype is steil haar.
Slide 19 - Slide
Intermediair fenotype
Bij sommige erfelijke eigenschappen is er geen dominant allel en geen recessief allel.
Beiden allelen zijn dan even sterk.
Bij een heterozygoot genotype ontstaat dan een intermediair fenotype.
Dit is een mix van de beide eigenschappen in het fenotype.
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Begrippen 3.2
Dominant allel
Heterozygoot
Homozygoot
Intermediair fenotype
Recessief allel
Slide 22 - Slide
Ik kan nu
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Slide 23 - Slide
Aan het werk!
Maken opdrachten 3.2: 1 t/m 6
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.