8/12/2020 online

Leerdoelen
Het verschil tussen muy en mucho
Oefenen examen gesprekken voeren
Oefenen met het werkwoord -ir-
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Spaans / ExactMBOStudiejaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Leerdoelen
Het verschil tussen muy en mucho
Oefenen examen gesprekken voeren
Oefenen met het werkwoord -ir-

Slide 1 - Slide

Het verschil tussen muy en mucho
Blz 142 van je tekstboek 10.1

Muy staat voor bijvoegelijke naamwoorden of bijwoorden
Als bijwoord is mucho (heel/veel/vaak)onveranderlijk en staat het bij werkwoorden of los
OJO: Als bijvoeglijk naamwoord is mucho veranderlijk en richt zich naar het bijbehorende zelfstandig naamwoord.



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

WB blz 56 oefening 8
8. Una entrevista en la calle
Vul in: muy of mucho/-a/-os/-as.

Slide 4 - Slide

Yo tengo ...............reuniones en el centro de madrid

Slide 5 - Open question

Madrid es ......... rapido y seguro

Slide 6 - Open question

Yo, por mi trabajo, visito a ...............clientes

Slide 7 - Open question

.....y tengo ............ poco tiempo

Slide 8 - Open question

Voy siempre e mi coche. Es............caro, pero no hay otra posibilidad

Slide 9 - Open question

Yo trabajo .............lejos de mi casa

Slide 10 - Open question

Son ..................kilometros, pero ....

Slide 11 - Open question

..pero tengo una parada de tren..........cerca de mi casa.

Slide 12 - Open question

El tren es ..............moderno y no ............ caro.

Slide 13 - Open question

Yo compro ............. en el barrio.

Slide 14 - Open question

Aqui hay ...............tiendas y no necesito ..........tiempo

Slide 15 - Open question

Y por las tardes disfruto.........de los parques y los cafes con mis amigas

Slide 16 - Open question

Oefenexamen gesprekken voeren

Slide 17 - Slide

Opdracht 1 
We sluiten periode 10 af met het examen Gesprekken voeren.

Slide 18 - Slide

Opdracht 2 
We sluiten periode 10 af met het examen Gesprekken voeren.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

7 Vul de ontbrekende vormen van ir in..

yo voy - ik ga
tú vas - jij gaat
él va - hij gaat 
nosotros vamos - wij gaan
vosotros vais - jullie gaan 
ellos van - zijn gaan






Tip:
Hou het rijtje op blz 151 bovenaan van je tekstboek erbij voor de volgende vragen...

Slide 22 - Slide

2. ¿Comemos primero o .................a la oficina?

Slide 23 - Open question

Yo siempre................a ese restaurante y como el menú. Es muy bueno

Slide 24 - Open question

Si ........................a la reunión, podeís conocer a los nuevos clientes.

Slide 25 - Open question

Juan, ¿..................as departamento de Marketing?

Slide 26 - Open question

Eva prefiere asistir al congreso en Valencia, pero yo ............a Santiago

Slide 27 - Open question

Mi colega vive en el centro y siempre ............a pie o en bicicleta.

Slide 28 - Open question

¿Vosotros también ..............en metro al aeropuerto?

Slide 29 - Open question