4. Organische moleculen in cellen deel 2

Bekijk en beluister volgend videofragmenten. 
Schrijf in je notities de (onder)titels over. Tracht voor jezelf het belangrijkste te noteren. (de PowerPoint krijg je achteraf)
Je vindt deze leerstof in je handboek op p. 42-55
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieSecundair onderwijs

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bekijk en beluister volgend videofragmenten. 
Schrijf in je notities de (onder)titels over. Tracht voor jezelf het belangrijkste te noteren. (de PowerPoint krijg je achteraf)
Je vindt deze leerstof in je handboek op p. 42-55

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Wat bedoelt men met 'slechte' cholesterol?
A
HDL: lipoproteïnen die veel cholesterol bevatten en vernauwing van bloedvaten kunnen veroorzaken.
B
LDL: lipoproteïnen die weinig cholesterol bevatten en vernauwing van bloedvaten kunnen veroorzaken.
C
HDL: lipoproteïnen die weinig cholesterol bevatten en vernauwing van bloedvaten kunnen veroorzaken.
D
LDL: lipoproteïnen die veel cholesterol bevatten en vernauwing van bloedvaten kunnen veroorzaken.

Slide 4 - Quiz


Wat stelt het onderdeel dat omkaderd is voor?
A
een aminozuur
B
een carboxylgroep
C
een peptidebinding
D
een aminogroep

Slide 5 - Quiz


Deze figuur toont ...
A
de primaire structuur van een eiwit
B
de secundaire structuur van een eiwit
C
de tertiaire structuur van een eiwit
D
de quaternaire structuur van een eiwit

Slide 6 - Quiz


Welke eigenschap van enzymen verklaart men met het sleutel-slot model?
A
De werking van een enzym is afhankelijk van de temperatuur.
B
De activeringsenergie van een reactie daalt bij de reactie van een enzym met een substraat.
C
De werking van een enzym is zeer specifiek.
D
De 3D-structuur van een enzym verandert bij een hoge temperatuur.

Slide 7 - Quiz

Afbeelding 1 en 2 stellen eenzelfde enzym voor. Geef de correcte namen voor A en B.

Slide 8 - Open question


Hoe verklaar je dat er klonters ontstaan in zure melk?

Slide 9 - Open question

Bekijk en beluister volgend videofragment. 
Schrijf in je notities de (onder)titels over. Tracht voor jezelf het belangrijkste te noteren. (de PowerPoint krijg je achteraf)
Je vindt deze leerstof in je handboek op p. 56-59

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Waar of niet waar: Een celkern bevat evenveel cytosine als guanine
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Als een DNA-molecule 35% adenine bevat, bevat deze ...
A
65% thymine
B
15% guanine
C
30% cytosine
D
35% guanine

Slide 13 - Quiz

Wat bedoelt men met: DNA heeft een antiparallelle structuur?
A
Dat de organische basen in DNA complementair zijn.
B
Dat tussen de twee DNA-strengen H-bruggen voorkomen.
C
Dat de DNA-ketens tegengesteld georiënteerd zijn.
D
Dat een DNA-molecule een dubbele helix is.

Slide 14 - Quiz

Formuleer de verschillen tussen DNA en RNA.

Slide 15 - Open question

Heb je de leerstof begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Heb je nog vragen? Dan kan je die hier neerschrijven.

Slide 17 - Open question