Maandag 9 januari bron D herhaling

Bonjour tout le monde!
  • Jassen uit
  • mobieltje in je tas
  • Chromebook en boek op tafel
  • Naambordje op tafel :-)
  • Als de timer is afgelopen begint de les.
timer
3:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour tout le monde!
  • Jassen uit
  • mobieltje in je tas
  • Chromebook en boek op tafel
  • Naambordje op tafel :-)
  • Als de timer is afgelopen begint de les.
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je frist je kennis op met betrekking tot bron D.
Je weet wat à betekent.
Je weet wat de betekent.
Je weet hoe je deze voorzetsel met een bepaald lidwoord gebruikt (le/la/l'/ les)

Slide 2 - Slide

Hoe gaat het met je vanochtend?
A
B
C
D

Slide 3 - Quiz

Je suis à la boulangerie

Slide 4 - Slide

à
Je suis à la boulangerie / Ik ben bij de bakker 
Je vais au cinéma / Ik ga naar de bioscoop
Nous sommes à Paris / Wij zijn in Parijs


Slide 5 - Slide

de

Slide 6 - Slide

betekent altijd van
C'est la voiture de mon père. Dit is de auto van mijn vader
C'est le chat des voisins. Dit is de kat van de buren.
Les fruts de la saison. Het fruit van het seizoen.

Slide 7 - Slide

Voorzetsels à en de + lidwoord

les /l'/ le / la
aux, à l', au, à la
des, de l', du, de la

Slide 8 - Slide

Grammaire H2:
à/de + bepaald lidwoord
Bepaal of je het voorzetsel à of het voorzetsel de moet gebruiken. En dan => 

Bijvoorbeeld: 
Je suis .............. club de foot (m)
Voilà le plat ............ jour (m). 

Slide 9 - Slide

7. Nous allons (naar de) cinéma (m).
A
à la
B
de la
C
du
D
au

Slide 10 - Quiz

Le cinéma est à droite (van de) boulangerie (v).
A
à la
B
de la
C
du
D
aux

Slide 11 - Quiz

Après, nous allons manger (in de) pizzéria (v).
A
de l'
B
au
C
à la
D
des

Slide 12 - Quiz

Nous parlons de l'histoire (van de) film (m).
A
du
B
de l'
C
au
D
aux

Slide 13 - Quiz

Nous aimons les beaux yeux bleus (van de) acteurs (m).
A
au
B
des
C
de l'
D
à l'

Slide 14 - Quiz

Ensuite, nous allons (naar het) maison (v) de mes parents.
A
de la
B
à la
C
de l'
D
au

Slide 15 - Quiz

Ik weet nu hoe ik à / de + lidwoord moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Slide