Les 3 - Begeleiding fasen van gedragsverandering

1 / 23
next
Slide 1: Slide
LeefstijladviseringMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Weekplanning
Week 1: Herhaling periode 1 + ASE-model
Week 2: ASE-model
Week 3: Fasen van gedragsverandering
Week 4: Fasen van gedragsverandering
Week 5: Expertisecheck 1
Week 6: Simulatietoets
Week 7: Simulatietoets

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesplanning
  1. Uitleg gedragsverandering en motivatie
  2. Opdracht 1: verder invullen fasen van gedragsverandering
  3. Filmpje
  4. Observeren gesprek
  5. Begeleiding per fase

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • De student weet hoe een gedragsverandering bereikt kan worden;
  • De student (her)kent de de fasen van gedragsverandering;
  •  De student kan onderzoeken in welke fase van gedragsverandering iemand zich bevindt;
  • De student kan iemand begeleiden naar de volgende fase(n) door de juiste interventie toe te passen;

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Gedragsverandering

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Wat zijn de 3 aspecten die nodig zijn om gedrag te kunnen veranderen?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Fogg Behavior Model
Een klant moet:
  • Niet alleen gemotiveerd zijn (het belangrijk vinden)
  • Hij moet het ook kunnen uitvoeren (vaardig zijn)
  • En moet er op het juiste moment aan denken (getriggerd worden)
om het gedrag uit te voeren.


Slide 8 - Slide

Fogg spreekt over doelgedrag. Dat is het gedrag dat jij wil dat de mensen vertonen. De verticale as gaat over motivatie of ‘willen’. In welke mate is iemand gemotiveerd om het doelgedrag te vertonen? Heeft die persoon een hoge of lage motivatie? De horizontale as gaat over ‘kunnen’ (ability): is iemand in staat om het doelgedrag te vertonen? Is dit makkelijk of moeilijk?

De curve maakt duidelijk dat er verschillende combinatie van kunnen en willen zijn. Wanneer de combinatie boven de curve uitkomt, is er een kans dat het doelgedrag plaats vindt. Onder deze drempel zal het gedrag uitblijven. Voorbeelden van combinaties:

  • Iets waartoe je niet gemotiveerd bent én heel moeilijk is, doe je niet. Voorbeeld: de trap nemen naar de hoogste verdieping van een hoge flat.
  • Iets wat heel moeilijk is, maar waarvoor je een heel sterke motivatie hebt, doe je het misschien toch. Voorbeeld: een lastige puzzel oplossen, omdat je een grote prijs kunt winnen.
  • Iets waarvoor je een lage motivatie hebt, maar wat toch heel makkelijk is, doe je het misschien toch. Het gaat om kleine, eenvoudige gewoonten. Voorbeeld: uit nieuwsgierigheid op Facebook kijken, omdat je een bericht krijgt dat er een leuke foto op Facebook staat.
  • Iets waarvoor je sterk gemotiveerd bent en wat heel makkelijk is, doe je graag. Voorbeeld: je hobby die je al jarenlang doet en waar je veel plezier in hebt.
Casus 1.0
Stel dat een webbouwer wil dat de bezoekers van zijn site zich abonneren op een gratis nieuwsbrief. Ze moeten daarvoor hun mailadres invullen. 

Doelgedrag = Het invullen 

  • Hoe is de motivatie?
  • Hoe is de vaardigheid?
  • Wat is de trigger?

Slide 9 - Slide

Voor velen zal die erg laag zijn. Maar er zullen ook mensen zijn die graag de nieuwsbrief willen ontvangen. Hun motivatie is dus hoog. Zij hebben slechts een kleine trigger nodig om het daadwerkelijk te doen.
Casus 2.0
Stel nu dat je een wiskundesom moet oplossen, voordat je je mailadres mag invullen. 

  • Hoe is de motivatie?
  • Hoe is de vaardigheid?
  • Wat is de trigger?

Slide 10 - Slide

Nu verandert het verhaal. Niet iedereen die de nieuwsbrief wil ontvangen, zal in staat zijn de som op te lossen. De webbouwer kan mensen misschien wel motiveren om het toch te doen, maar dat zal hoogstwaarschijnlijk niet werken: ze kunnen het simpelweg niet.
Om doelgedrag te kunnen vertonen, is het dus belangrijk ervoor te zorgen dat het gemakkelijk is om te doen.
Casus 3.0
Je krijgt € 10.000,- als je de moeilijke som oplost.

Hoe is de motivatie?
Hoe is de vaardigheid?
Wat is de trigger?

Slide 11 - Slide

 je belt je vriend die goed is in wiskunde en legt hem die som voor. In bijzondere gevallen zijn mensen dus zover te krijgen dat ze buitengewone dingen gaan doen. De meeste situaties zijn echter niet zodanig dat mensen ergens volledig voor gaan. Ze zitten qua kunnen en willen ergens in het midden. Om gedrag te beïnvloeden, is het meestal nodig om mensen te motiveren en/of om het gewenste gedrag gemakkelijker te maken.
Triggers
Triggers zijn succesvol als:
  • Je ze opmerkt (je leest een mooie aanbieding in een folder of een wekker af gaat)
  • Je ze koppelt aan het doelgedrag (gauw naar de winkel, op=op)
  • Ze plaatsvinden op het moment dat je gemotiveerd bent en het gedrag kunt uitvoeren (je bent op dat moment in de gelegenheid om naar de winkel te gaan)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welke fasen van gedragsverandering zijn er?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat is intrinsieke motivatie? Leg uit met een voorbeeld.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Motivatie
  • Intrinsieke motivatie
  • Extrinsieke motivatie 
  • Autonome motivatie

Bij Motivational Interviewing 
richten wij ons op de autonome
motivatie

Slide 16 - Slide

Met andere woorden: iemand moet het zelf écht willen. Dit heet intrinsieke motivatie. Er bestaat ook extrinsieke motivatie, dat is motivatie van buitenaf. Een voorbeeld van extrinsieke motivatie is het belonen of straffen van gezond gedrag. Extrinsieke motivatie werkt vaak maar van korte duur.
3 aspecten goede motivatie
Willen
Mensen die willen veranderen zijn zelf tot de conclusie gekomen dat het echt niet langer zo door kan gaan, en ze hebben een beeld van de richting waar ze naartoe willen. Mensen willen veranderen als ze de verandering kunnen verbinden aan wat voor hen belangrijk is. (Ik ga een cursus Engels volgen omdat ik het belangrijk vind om in het buitenland anderen te begrijpen.)
Kunnen
Kunnen heeft niet alleen te maken met ‘in staat zijn’ om te veranderen, maar ook met het vertrouwen daarin. Mensen die in staat zijn om te veranderen, maar niet geloven dat het hun gaat lukken, zullen meestal niet veranderen. Verandering moet haalbaar zijn, willen mensen intrinsiek gemotiveerd raken voor deze verandering.
Gereedheid
Een derde aspect is ‘gereedheid’. Mensen zijn echt gemotiveerd als ze niet alleen willen en kunnen, maar ook klaar voor de start zijn. Wanneer ze bereid zijn om op korte termijn met de verandering te beginnen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
  • Vul het formulier van vorige week verder in. 
  • Welke begeleiding is nodig om iemand in een bepaalde fase te begeleiden om uiteindelijk naar de volgende fase te laten gaan? 
  • Welke vragen kun je stellen in een fase? 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Link

This item has no instructions

In welke fase zit deze mevrouw?
A
Ontkenning
B
Erkenning
C
Verkenning
D
Actie

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Casus
1. Breng de volgende gegevens
in kaart: 
  • Persoonlijke gegevens 
  • Leefsituatie
  • Leefstijl
  • Hulpvraag
  • Veranderwensen
  • Fase van gedragsverandering
2. Zet de gegevens in het bestand 'Clientenregistratie'

3. Wissel met je klasgenoot uit hoe de gegevens zijn vastgelegd

4. Waar zaten de verschillen en de overeenkomsten?

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
  • De student weet hoe een gedragsverandering bereikt kan worden;
  • De student (her)kent de de fasen van gedragsverandering;
  •  De student kan onderzoeken in welke fase van gedragsverandering iemand zich bevindt;
  • De student kan iemand begeleiden naar de volgende fase(n) door de juiste interventie toe te passen;

Slide 23 - Slide

This item has no instructions