Nieuwsbegrip AA - 70 jaar televisie

Goedemorgen!
dinsdag 5 oktober
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
dinsdag 5 oktober

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waar denk je dat de tekst
van vandaag over gaat?

Slide 3 - Mind map

Doel
Lesdoel:
Leerdoel

Slide 4 - Slide

We kijken de video

Slide 5 - Slide

Welke woorden heb
je onthouden?

Slide 6 - Mind map

Wat betekent "overal"?
A
altijd
B
op alle plaatsen
C
op aarde
D
kleding

Slide 7 - Quiz

Wat betekent "de uitzending"?
A
naar een ander land gaan
B
ergens uit gaan
C
een programma op de televisie of de radio
D
geld voor televisie

Slide 8 - Quiz

Wat betekent "het tv-toestel"?
A
je telefoon
B
een apparaat voor WiFi
C
een alarm
D
een apparaat waar je televisie op kunt kijken

Slide 9 - Quiz

Wat betekent "per week"?
A
elke week
B
in een week
C
na een week
D
in een maand

Slide 10 - Quiz

Wat betekent "het gezin"?
A
je vader en moeder
B
je opa's en oma's en ooms en tantes
C
iets wat je ziet
D
ouders en kinderen

Slide 11 - Quiz

Wat betekent "modern"?
A
van deze tijd
B
kleding
C
iets voor WiFi
D
iets voor je moeder

Slide 12 - Quiz

Wat betekent "de hele dag door"?
A
na het werk
B
de hele tijd
C
soms
D
in je huis

Slide 13 - Quiz

We lezen de tekst
1. Ga naar office.com
2. Ga naar SharePoint
3. Lees eerst een keer zelf de tekst.
4. Mevrouw leest de tekst.

Slide 14 - Slide

Wat is het nieuws over televisie?

Slide 15 - Open question

Wat weet je nu over tv kijken in het begin? Kies de twee
goede antwoorden .
A
Er was drie uur tv per week .
B
Het tv-toestel was klein en in zwart -wit .
C
Je kon de hele dag tv kijken .
D
Je kon alleen tv kijken in een café .

Slide 16 - Quiz

Waarom keken mensen tv bi j de buren of bi j vrienden?
A
omdat het gezellig is om samen met anderen te kijken
B
omdat het tv-toestel van buren of vrienden beter was
C
omdat niet alle mensen zelf thuis een tv-toestel hadden

Slide 17 - Quiz

Welke dingen waren anders dan in de tijd hiervoor? Kies de
drie goede antwoorden .
A
De uitzending was in kleur.
B
Het tv-toestel was groter .
C
In elk huis stond een tv.
D
Mensen keken de hele dag tv.

Slide 18 - Quiz

Eerste tv-uitzending
Er kwamen meer zenders en programma's.
Er kwamen meer kinderprogramma's.
Er kwamen speciale zenders voor kinderen.
Je kunt de hele dag tv kijken.
1951
1970
1980
1990
2000

Slide 19 - Drag question

Ki jk jij veel televisie? Waarom wel of waarom niet?

Slide 20 - Open question

Lesdoel

Slide 21 - Slide

Wat betekent "overal"?
A
altijd
B
op alle plaatsen
C
op aarde
D
kleding

Slide 22 - Quiz

Wat betekent "de uitzending"?
A
naar een ander land gaan
B
ergens uit gaan
C
een programma op de televisie of de radio
D
geld voor televisie

Slide 23 - Quiz

Wat betekent "het tv-toestel"?
A
je telefoon
B
een apparaat voor WiFi
C
een alarm
D
een apparaat waar je televisie op kunt kijken

Slide 24 - Quiz

Wat betekent "per week"?
A
elke week
B
in een week
C
na een week
D
in een maand

Slide 25 - Quiz

Wat betekent "het gezin"?
A
je vader en moeder
B
je opa's en oma's en ooms en tantes
C
iets wat je ziet
D
ouders en kinderen

Slide 26 - Quiz

Wat betekent "modern"?
A
van deze tijd
B
kleding
C
iets voor WiFi
D
iets voor je moeder

Slide 27 - Quiz

Wat betekent "de hele dag door"?
A
na het werk
B
de hele tijd
C
soms
D
in je huis

Slide 28 - Quiz

We kijken de video

Slide 29 - Slide

Wanneer was de eerste tv-uitzending in Nederland?
A
Op 1 oktober 1952
B
Op 2 oktober 1951
C
Op 3 oktober 1951
D
Op 4 oktober 1952

Slide 30 - Quiz

In welke stad zijn nu de meeste tv-studio’s te vinden?
A
in Amsterdam
B
in Emmeloord
C
In Bussum
D
In Hilversum

Slide 31 - Quiz

Hoe heet het museum, waar je
meer te weten kunt komen over de
geschiedenis van tv?
A
Radio en tv
B
IPhone en tablet
C
Beeld en Geluid
D
Museum van de televisie

Slide 32 - Quiz

In welke periode waren er voor het
eerst uitzendingen in kleur te zien?
A
Tussen 1950 en 1960
B
tussen 1960 en 1970
C
Tussen 1970 en 1980
D
Tussen 1980 en 1990

Slide 33 - Quiz

Leerdoel

Slide 34 - Slide