Unit 2 recap pt 2.

Unit 2 Recap 
Final lesson before the test!
1 / 42
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unit 2 Recap 
Final lesson before the test!

Slide 1 - Slide

Plan for today
Expressions

Telling the time

Present simple

Days/Months/Seasons


Slide 2 - Slide

Vertaal de volgende zinnen in het Engels

Slide 3 - Slide

Translate:
Mijn favoriete gerecht is appeltaart

Slide 4 - Open question

Translate:
Wat is je favoriete ding en waarom?

Slide 5 - Open question

Translate:
Je kunt hem gebruiken om apps te downloaden.

Slide 6 - Open question

Translate:
Je moet een afspraak maken bij de tandarts

Slide 7 - Open question

Telling the time

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

What's the difference with Dutch?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Study this!
12 uur 's middags > noon > It's noon. (Daarom: afternoon)
12 uur 's nachts >  midnight > It's midnight.

a.m. = van 12 uur 's nachts tot 12 uur 's middags
p.m. = van 12 uur 's middags tot 12 uur 's nachts (tip: a komt voor p in het alfabet > a.m. is voor de middag)

Slide 12 - Slide

Hoe zeggen ze 'over' in het Engels?

Slide 13 - Open question

Hoe zeggen ze 'voor' in het Engels?

Slide 14 - Open question


A
It's two o'clock
B
It's two hour
C
A two o'clock
D
It's two 'oclock

Slide 15 - Quiz

What time is it?

A
Ten past half nine
B
Twenty past nine
C
Forty past nine
D
Twenty to nine

Slide 16 - Quiz

Hoe laat is het?
8:15
A
It's a quarter to eight.
B
It's a quarter past eight.
C
It's quarter to eight.
D
It's quarter past eight.

Slide 17 - Quiz


What time is it?
A
Half nine
B
Half to ten
C
Half ten
D
Half past nine

Slide 18 - Quiz

Hoe laat is het?
14:30
A
It's half past three
B
It's thirty-two
C
It's half past two
D
It's three thirty

Slide 19 - Quiz

Type het netjes uit (It's ervoor en cijfers met letters uittypen)
Het is negen uur.

Slide 20 - Open question

Hoe zeg je:
Het is half twee

Slide 21 - Open question

Hoe laat is het?
Het is tien voor vier.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide

Present Simple:
Hoe wordt de de Present Simple gevormd?

A
+ Bij he/she/it stam + s
B
? vraag zin gebruik je do/does + stam
C
- Bij ontkennend zin gebruik je don't/doesn't + stam
D
Alle drie kloppen.

Slide 24 - Quiz

Maak van deze woorden een vragend zin in de present simple.
? She - to eat - cake - every day.

Slide 25 - Open question

Maak van deze woorden een ontkennend zin in de present simple.
- We - to watch - every - WK match.

Slide 26 - Open question

Maak van deze woorden een bevestigend zin in de present simple.
+ Sarah - to like - riding - her pony.

Slide 27 - Open question

Translate: zomer

Slide 28 - Open question

Translate: derde

Slide 29 - Open question

Translate: augustus

Slide 30 - Open question

Translate: woensdag

Slide 31 - Open question

What time is it?

Slide 32 - Open question

Translate: lente

Slide 33 - Open question

Write in full: 56

Slide 34 - Open question

Translate: twaalfde

Slide 35 - Open question

Translate: januari

Slide 36 - Open question

Write in full: 28

Slide 37 - Open question

Translate: dinsdag

Slide 38 - Open question

Translate: maart

Slide 39 - Open question

Welke onderdeel of onderdelen moet ik/wil ik nog oefenen?
Plurals - this/that/these/those - time -present simple

Slide 40 - Open question

HOE ga ik voor de toets leren?

Slide 41 - Open question

You are finished! 

Slide 42 - Slide